In dit artikel duidt ‘topstuk’ niet op de courante roepnaam voor een meesterwerk, maar op het juridische statuut van roerend erfgoed dat geklasseerd en beschermd is door het Vlaamse Topstukkendecreet. Het gaat om erfgoed met een brede waaier van herkomsten en verwantschappen. Bij wijze van thematische filter verkennen we sporen van onze oosterburen: het versnipperde Heilige Roomse Rijk van de Duitse natie dat we vandaag als Duitsland kennen. We onderhielden er doorheen de eeuwen innige economische, politieke en culturele banden mee en dat liet zijn sporen na.
Memling, Rauch, Beethoven & andere Duitse sporen op de Topstukkenlijst
Een van de vele zeldzame en onmisbare topstukken die van de muur spatten in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen is Hans Memlings (ca. 1430-1494) Bernardo Bembo, staatsman en ambassadeur van Venetië. Een in plechtig zwart geklede man kijkt naar - of rakelings langs? - de toeschouwer en toont een munt. Zijn beeltenis verraadt een grote aandacht voor detail en ademt tegelijk een geïdealiseerde sereniteit. Het landschap dat diep achter hem lijkt te liggen, verleent het portret een innovatieve soort ruimtelijkheid.
De zogeheten Vlaamse primitieven, waar Memling prominent toe behoorde, geven vooral blijk van een veelheid aan Europese invloeden. Memling kwam uit Seligenstadt bij Mainz en kreeg zijn eerste vorming waarschijnlijk in Keulen in het schildersatelier van Stefan Lochner (1410-1451). Nadien bekwaamde hij zich bij Rogier van der Weyden in Brussel. Eenmaal in Brugge - hij werd er als poorter ingeschreven in 1465 - integreerde hij de kunst van voorgangers als Jan van Eyck en Petrus Christus in zijn techniek en stijl.
Memling lag goed in de markt bij de buitenlandse - vooral Italiaanse - kooplui en bankiers in Brugge. Op die manier slopen ook Italiaanse elementen zijn werk binnen. Zo wijst het Venetiaanse kostuum van Bernardo Bembo (1433-1519) op zijn positie als diplomaat. De Romeinse munt - een sestertius geslagen tijdens het bewind van Nero - profileert de man als humanist. De zuiderse palmboom en laurierbladen verwijzen dan weer naar Bembo’s persoonlijke embleem.
Zo scharniert dit portret tussen Duitsland en Italië, en tussen de late middeleeuwen en de renaissance. Op zijn beurt beïnvloedde Memling behalve de Nederlandse ook de Italiaanse kunst. Met name zijn gebruik van het landschap als achtergrond voor portretten en personages maakte furore. Overigens werd zijn portret van Bernardo Bembo tot 1871 toegeschreven aan de Siciliaanse schilder Antonello da Messina. Dit topstuk vertelt dus ook het verhaal van de late herontdekking en herwaardering van de Vlaamse primitieven.
Van Memling staan nog acht andere werken op de Topstukkenlijst. Vier ervan zijn sinds hun ontstaan in situ te bewonderen in het Brugse Sint-Janshospitaal. In het majestueuze Johannesretabel (1474-1479), gemaakt voor het hoofdaltaar in de kerk, herinnert de driehoekige compositie van het centrale paneel aan de kunst van Van Eyck. Het is gesigneerd en gedateerd, net zoals de Triptiek van Jan Floreins (1479), wat deze werken tot ijkpunten maakt in Memlings uitgebreide productie. De Floreinstriptiek bezit nog zijn originele lijst en slotje. In dezelfde collectie zit het verbluffende Ursulaschrijn, een unicum met zijn beschilderde panelen. Tot 1869 deed het dienst als cultusobject, wat het een bijzondere plaats in het collectief geheugen verleent. In de geschilderde taferelen zijn beide Rijnoevers weergegeven. Ursula was dan ook een Keulse heilige, en Memling was vertrouwd met de stad.
Contrabasblokfluit
Op zoek naar Duitse sporen in de Topstukkenlijst kruisen we onvermijdelijk het pad van de Hanzesteden. Het Hanzeverbond was een netwerk van tientallen samenwerkende handelssteden in Duitsland, met vertakkingen naar de Lage Landen, Scandinavië en Polen. In Antwerpen opende het Hanzekantoor in 1568: het Oosterhuis of Hanzehuis was nieuw gebouwd op de plek waar vandaag het Museum aan de Stroom (MAS) staat.
In het Oosterhuis bevond zich een bijzonder blaasinstrument, dat door de laatste vertegenwoordiger van de Hanze aan de stad Antwerpen werd geschonken. Het is een contrabasblokfluit van maar liefst 2,5 meter lang. Ze bevindt zich nu in het Museum Vleeshuis. De fluit werd midden zestiende eeuw vervaardigd door Caspar Rauch, in een Beiers instrumentenbouwersdorp met de naam Schrattenbach. De hoogstaande instrumenten van Rauch zijn sowieso schaars bewaard, maar dit type is zelfs het enige nog bestaande in de wereld. Een beschrijving en illustratie in een traktaat van de Duitse barokcomponist Michael Praetorius is de enige andere getuige van het bestaan ervan.
De blokfluit is dus eenvoudigweg uniek en onvervangbaar. De waarde als studieobject is uiteraard bijzonder groot, en slaat bovendien een brug naar de levende uitvoering van oude muziek. Voor de historische uitvoeringspraktijk, een beweging waar Vlaamse ensembles en dirigenten mee in de voorhoede van lopen sinds ze opgang maakte in de jaren 1960, is het bestuderen en nabouwen van originele instrumenten essentieel voor een authentieke kennis en beleving van muziek.
De Topstukkenlijst telt alles bij elkaar meer dan 30 werken van Duitse origine. Ze bestrijken een grote tijdsspanne en variatie aan materialen: van twee twaalfde-eeuwse werken van Hildegard von Bingen tot werk uit de jaren 1960 van Otto Piene, Gerhard Richter en Günther Uecker.
Artistieke tradities die sterk ontwikkeld waren in Duitsland zijn vertegenwoordigd. In de vroege boekdrukkunst is een hoogtepunt bijvoorbeeld de Gutenbergbijbel, bewaard in het Museum Plantin-Moretus.
Soms speelt de smaak van een verzamelaar een grote rol. Fritz Mayer van den Bergh had een neus voor uitzonderlijke kunstvoorwerpen uit heel West-Europa, en gaf blijk van een bijzondere interesse voor de Duitse cultuur. Zo vertaalde hij middeleeuwse Rijnsche Legenden naar het Nederlands. Zijn vader Emil Mayer was overigens afkomstig uit Keulen.
Onder de topstukken die vandaag in het Museum Mayer van den Bergh te bewonderen zijn, is een zilveren maatstaf van Wenzel Jamnitzer (1508-1585), de beroemdste goudsmid in zijn tijd, actief in Neurenberg. Dit bijzondere stuk diende om de gewichtsverhouding van zeven metalen te bepalen. Ook een uniek ensemble van zestig loden plaketten van Peter Flötner (ca. 1490-1546), net als Jamnitzer actief in Neurenberg, kent zijn gelijke in de wereld niet.
Uit de vorige eeuw figureren op de Topstukkenlijst onder meer bijzondere werken uit de avant-garde. Onvermijdelijk is ook de herinnering aan de wereldoorlogen aanwezig. Het aangrijpende Treurend ouderpaar van Käthe Kollwitz op de Duitse militaire begraafplaats in Vladslo is daar een krachtige getuige van.
Gematerialiseerde inspiratie
Een recent toegevoegd Vlaams topstuk is een manuscript van de hand van Ludwig van Beethoven (1770-1827). Het gaat om een compositieschets, meer bepaald voor de vierde beweging van zijn eerste pianosonate (Opus 2, nr. 1). Dat is van grote betekenis, want het is net in zijn pianosonates dat Beethoven, op de overgang tussen de klassieke en de romantische muziektraditie, een vernieuwende werkmethode inlaste. Een snelle neerslag van een motief of compositie ging bij hem voor het eerst vooraf aan uitgewerkte partituren. Zo’n schets materialiseert als het ware het moment dat de componist een vinding snel en eigenhandig noteert. Dichter bij het creatieve proces kom je niet.
Beethoven liet ruim achtduizend van deze bladen na, maar in Vlaanderen bevond er zich slechts één. Toen het dreigde over te gaan naar een Amerikaanse koper, trad het beschermingsmechanisme van het Topstukkendecreet in werking. Het manuscript beantwoordt aan de strenge selectiecriteria, ook al was het niet opgenomen in de Topstukkenlijst. Hierdoor kon de Vlaamse overheid het vertrek van de schets tegenhouden en het verwerven. Het blad is in bruikleen gegeven aan de Alamire Foundation in Leuven, waar het is opgenomen in de Library of Voices. De aanwezigheid in Vlaanderen van deze schets kan een verdere impuls geven aan de Beethovenstudie, die met het baanbrekende werk van musicoloog en dirigent Jan Caeyers (1953) al enige tijd vaste voet aan de grond heeft. Zijn wetenschappelijke biografie, inmiddels in meerdere vertalingen uitgebracht, is hét referentiewerk over Beethoven.
De waarde van de schets an sich voor het collectieve geheugen is zonder meer incontournable, maar extra links zorgen voor een nog grotere verankering. Er is Louis van Beethoven, Ludwigs Mechelse grootvader, die zanger en kapelmeester was in de Sint-Romboutskathedraal en in de Leuvense Sint-Pieterskerk. Maar ook de bijzondere herkomst van het blad voegt een waardevolle dimensie toe. De schets behoorde ooit tot de verzameling van koningin Elisabeth, een bijzonder gecultiveerde vorstin en misschien wel de belangrijkste promotor van de klassieke muziek in België. Haar eigen Duitse afkomst maakt de cirkel van dit verhaal over culturele uitwisseling en beïnvloeding symbolisch rond.