Een reeks van 63 papkommen uit de zestiende eeuw is opgenomen in de Vlaamse Topstukkenlijst. Trotse eigenaar is het Maagdenhuismuseum van het OCMW Antwerpen, , maar iedereen kan gaan proeven van de sfeer.
Unieke collectie in Topstukkenlijst - Voor wie wel pap lust van majolica
Tussenschakel
‘Elders in de wereld zijn slechts individuele exemplaren bewaard’, en ‘Deze papkommen in Antwerpse majolica vormen de tussenschakel tussen de majolica vervaardigd in Italië en de faience van het Noorden,’ zo luiden de motiveringen.
“Om het op zijn Amerikaans uit te drukken: op dit gebied is onze collectie the biggest,” zegt conservator Daniël Christiaens. Ter voorbereiding van zijn kandidatuur liet het Maagdenhuismuseum de papkommen onderzoeken: “Publiekswerking is belangrijk, maar als museum willen we vooral ook research, behoud en beheer niet verwaarlozen. We kregen hulp van Leon Geyskens die bij de stadsarcheologische dienst heeft gewerkt en gepassioneerd elke schilfer heeft beschreven.” Alle papkommen hebben dezelfde vorm, een halve bol met twee doorboorde drielobbige handvatten, dezelfde vorm als bij tinnen begijnenkommen. De binnenzijde van de majolica-kom bestaat uit een medaillon met de madonna en kind, of met een mannen- of vrouwenbuste, waarrond de Italiaans en Chinees getinte versieringen subtiel variëren. Waar het glazuur ontbreekt, zie je sporen van de proenen, een soort zeesterren in aardewerk, waartussen de papkommen werden gestapeld in de oven.
Het museum was erg blij met de beslissing van de Vlaamse Gemeenschap: “Voor het eerst komt keramiek op de Topstukkenlijst. Het is ook een expliciete erkenning van het niveau van ons museum. Restauraties van topstukken worden voor 80 % gesubsidieerd, zodat we nu enkele papkommen zullen kunnen opknappen.”
Navelstreng
Het Maagdenhuismuseum in de Lange Gasthuisstraat was van 1553 tot 1882 een weeshuis voor meisjes.
“Gesticht als school voor ‘jonge schaemele maegdekens’ door de rijke koopman Jan Van der Meere, een ex-almoezenier, die er zijn hemel en waarschijnlijk ook renommé mee verdiende,” zegt Christiaens: “De papkommen werden - vermoedelijk vooral op zon- en feestdagen - gebruikt tot het weeshuis verhuisde naar de Albert Grisarstraat waar ze een deuromlijsting zouden sieren. Vanaf dan deed het Maagdenhuis dienst als hoofdzetel van de Burgerlijke Godshuizen, de voorloper van het OCMW, en dat doet het vandaag nog steeds. In de middenbouw van het huidige complex waren het naaiatelier, het kantschooltje en de slaapvertrekken van de weesmeisjes. In het voorgebouw en de voormalige kapel zijn de collecties uit de Antwerpse liefdadigheidsinstellingen te zien, waaronder de papkommen. We zijn blij dat de navelstreng tussen de collectie en de architectuur niet werd doorgeknipt.”
Het museum bevat nog andere kunstschatten, zoals een olieverfschets van P.P. Rubens met daarop de afbeelding van het ‘sociaal contract’: in ruil voor de zegen van Christus zullen de aalmoezeniers zich over de wezen ontfermen. Je ziet aalmoezeniersschalen, armenpenningen voor brood (met een B) en turf (met een T), gotische en renaissancekasten uit het Sint-Elisabethgasthuis, het Knechtjeshuis en het Maagdenhuis zelf. En natuurlijk de Houten Clara op de binnenkoer, een zeventiende-eeuws eikenhouten beeld dat kon gedateerd worden dankzij de handgesmede nagel. Het stelt een weesmeisje in uniform voor, een toen uitzonderlijk genre, en deed ooit dienst als trapzuiltje in het weeshuis. Hendrik Conscience, die belast was met het opmaken van de eerste inventaris van het bezit van de Burgerlijke Godshuizen, baseerde er zijn novelle Houten Clara op.
Tijdsportretten
Een inventaris uit 1587 van de grote keuken vermeldt ‘acht dozynen ende vijf kommekens’. Daarom werd eerst gedacht dat de papkommen tussen 1553, de stichtingsdatum, en 1587 moesten gedateerd worden. Een studie van de afgebeelde kostuums uit de periode van de Spaanse Nederlanden situeert de papkommen eerder in de jaren 1585-1595. De kraag gaat pas dan uitgroeien tot de soms spectaculaire plooikraag, de molensteenkraag, en ook gaan de hoeden tegen het eind van de zestiende eeuw de hoge baretten vervangen. Deze papkommen met Antwerpse portretten zijn dus in elk geval ‘laatste kwart zestiende eeuw’.
Het museum wil de presentatie van de kommetjes in de toekomst aanschouwelijker maken, misschien door er minder te etaleren wat ze aan zeggingskracht zou doen winnen. Het leven in het weeshuis wordt geëvoceerd vanaf het prille begin, zoals met de replica’s van het vondelingenluik van het vondelingenhuis in de Sint-Rochusstraat.
“Tijdens het Franse bewind werd het te vondeling leggen op die manier gelegaliseerd,” zegt Christiaens: “Het vondelingenhuis had een doorgangsfunctie. Jongetjes kwamen terecht in het Knechtjeshuis en meisjes in het Maagdenhuis. De meisjes leerden hier Nederlands, Frans, rekenen, schoonschrift en borduurwerk. Tegen hun achttiende moesten de jonge vrouwen in hun eigen onderhoud proberen te voorzien.”
Er zijn nog authentieke vondelingenbriefjes waarmee moeders hun kinderen later probeerden terug te vinden, vondelingenkleedjes en oefeningen in borduurwerk. In een weeshuisreglement uit 1816 staat de vastgelegde ‘nourrituere’ voor elke dag van de week, zoals Botermelk en Aerdappelen op woensdag, en Sop en Vleesch (met genoegzaem brood) op zondag.
Zuiders kleurenpalet
Majolica of gepolychromeerd plateel is een typisch Antwerpse techniek. “Als glazuur gebruikte men niet langer loodoxide maar tinoxide, het buitenste laagje dat zorgt voor de waterdichte glans. Tinoxide had een praktisch voordeel, want het zorgde voor een witte fond waarop gemakkelijker kon worden geschilderd, maar het was ook veel beter voor de gezondheid. Vervolgens werden de kommen beschilderd met verschillende metaaloxiden. En bij majolica heb je dat herkenbare, bonte kleurenpalet, heel zuiders. De techniek was rond 1500 in Antwerpen geïntroduceerd door Italiaanse inwijkelingen, die ze op hun beurt van de Arabieren en de Oude Egyptenaren hadden,” legt Christiaens uit. Het woord majolica is afgeleid van Mallorca, waar dit soort aardewerk massaal gestockeerd werd voor verscheping. Het Maagdenhuismuseum bezit ook Delftse papkommen uit een latere periode. Hier geen portretten meer maar bloemmotieven van mindere artistieke waarde, in het blauw-wit of monochroom mauve. Slechts één papkom, wegens de gelijkenis duidelijk afkomstig uit de reeks, draagt een duidelijk leesbaar monogram “M.N.”, maar die bevindt zich in het Rotterdams Museum Boymans-Van Beuningen. Waarschijnlijk verwijst het naar het atelier van Michiel Nouts, een pottenbakker die tot 1611 in Antwerpen werkzaam was en daarna naar Delft verhuisde.
Nog voor er sprake was van de Topstukken, liep er onder leiding van professor Melissa Vandevijvere al een project rond de papkommen met de studenten tweede bachelor conservatie en restauratie (studio keramiek) van de Artesis Hogeschool. In samenwerking met de Mechelse pottenbakker Bruno Vermeiren maakten de studenten veertig replica’s, waarvan intussen al een tiental werden verkocht. De overige staan te blinken in het museum: “De pigmenten werden grondig bestudeerd. Toch zie je dat de lijnvoering modern is,” vindt Christiaens: “Al is de iconografie zoals het origineel, het lijkt alsof de originele papkommen door een achtelozer hand zijn beschilderd.”
Praktische informatie
Maagdenhuismuseum. Antwerpen - Volgend jaar publiceert OKV een themanummer over de unieke OCMW - kunst- en erfgoedecollecties in ons land: Een selectie opmerkelijke OCMW collecties - Waardevol erfgoed van eeuwen zorgvelening. (OKV 2012.6 - 50ste Jaargang)