Het is U wellicht reeds opgevallen dat 'Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen' gemiddeld één op zes spreekbeurten aan het onderzoek van een portret wijdt. Waarom die voorkeur? Omdat de schilders van de Lage Landen, van Jan van Eyck tot Rik Wouters, op het gebied van het portret veruit hun meest volgehouden reeks meesterwerken hebben geleverd. Beter nog: het zijn kunstenaars uit de Oude Nederlanden die in vele landen als eerste beoefenaars en meestal ook als de bekwaamste vertegenwoordigers van de portretkunst zijn opgetreden. Zo in Spanje, Portugal, Frankrijk en Groot-Brittannië.
Vandaag komt het laatste of, op zijn minst, het laatst bekende stuk van Antonio Moro aan de beurt: Het portret van Hubertus Goltzius, uit de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België te Brussel. Deze geleerde genoot een Europese faam in de 16de eeuw en ook nog later. Geboren te Venlo, in 1526, kwam hij in de leer bij de schilder Lambert Lombard, te Luik. Te Antwerpen huwde hij een schoonzuster van Pieter Coecke van Aelst: daardoor zou Pieter Bruegel zijn aangetrouwde neef worden. In dit humanistisch milieu kwam Goltzius' ware roeping spoedig te voorschijn: de numismatiek, d.i. de muntkunde. Zijn enige documentatie liet hem weldra toe opzienbarende boeken uit te geven, zoals de Imagines Imperatorum of 'Afbeeldingen der keizers'.
Geen wonder dus dat Goltzius officiëel de titel van geschiedschrijver kreeg aan het hof van Filips II. Maar drie factoren hebben het eind van zijn leven vergald. Om te beginnen, de commerciële tegenslagen van zijn drukkerij te Brugge. Verder, zware moeilijkheden met de Inquisitie wegens een hoogst onvoorzichtige sympathie voor de Hervorming. En, ten laatste, was zijn tweede huwelijk in 1581 alles behalve gelukkig. Twee jaar later, pas 57 geworden, overleed Goltzius te Brugge. Hoewel Hubertus Goltzius enkele kopersneden heeft gemaakt, nl. voor zijn eigen publicaties, mag hij toch niet verward worden met zijn neef Hendrik Goltzius, die een hoog geprezen graveur is geweest.
Rekening houdende met de leeftijd van Hubertus Goltzius moet het paneel van Antonio Moro uit de jaren 1573 of 1574 dagtekenen. Het opschrift in gele letters, geheel boven, werd eerst later aangebracht: het is goed op te merken dat het, wegens tekort aan plaats, oorspronkelijk niet was voorzien. Behalve de verkeerde datum, zegt deze tekst naar waarheid: 'Hubertus Goltzius, afkomstig van Venlo, ereburger van Rome, beroemd historicus en archeoloog, werd (hier) naar het leven afgebeeld, in 1576, door Antonio Moro, hofschilder van de koning van Spanje, Filips II'.
Deze Antonio Moro - eigenlijk Anthonis Mor van Dashorst — zag het levenslicht in de jaren 1517 tot 1519 te Utrecht waar hij, meer dan waarschijnlijk, werd opgenomen in het atelier van Jan van Scorel, een overtuigd renaissancist. Eens vrijmeester te Antwerpen, in 1547, schiep Antonio Moro weldra zijn kunst volgens eigen inzicht. De eerste twaalf jaar van zijn loopbaan bracht hij in vele landen door, als hofschilder van Filips II. Uit die periode bezit men van hem een indrukwekkende reeks staatsieportretten van personages zoals koning Filips II, keizer Maximiliaan I en koningin Mary Tudor. Het zijn levensgrote kniestukken of zelfs portretten ten voeten uit.
Elke figuur, doorgaans staande voorgesteld, heeft het voorkomen van een zeer voornaam en bewonderenswaardig pronkstuk, maar de toeschouwer geraakt er nooit toe - evenmin als de schilder immers ! - om enig menselijk contact te leggen tussen hemzelf en het diepere gemoed van het model. Voor het overige vertonen al die officiële werken bijna dezelfde hoofdkenmerken van de burgerportretten uit het tweede deel van Moro's carrière, d.w.z. uit een nieuwe tijdspanne van twaalf jaar, van 1564 tot zijn dood in 1576. De meester had om redenen die we niet kennen vaarwel gezegd aan het Spaanse hofleven en zelfs de persoonlijke, nauwe vriendschap met Filips II verbroken om een rustig, meer bescheiden leven te leiden achtereenvolgens te Utrecht en te Antwerpen.
Tijdens die laatste periode schilderde Antonio Moro meestal voorname burgers, hetzij ten halven lijve, hetzij in buste. Vanzelfsprekend zijn die werken kleiner dan de koninklijke en prinselijke staatsieportretten uit de vroegere jaren. Bovendien is het opvallend dat de toeschouwer nu dadelijk in de psychologie van de geportretteerde kan doordringen, en heel speciaal in het geval van Hubertus Goltzius. Deze was blijkbaar zelfbewust, doch niet geheel zelfzeker: hij presteerde niets buiten de bescherming van zijn maecenas, Mare Louwerijn.