De ambitie van Felix De Boeck (1898, Drogenbos - 1995, Sint-Agatha-Berchem) was al heel vroeg duidelijk: een ‘oeuvre’-schilder te zijn, van een levenswerk van schilderijen die alle deel uitmaken van één groot logisch opgebouwd geheel.
Homogeniteit is op het eerste zicht echter ver te zoeken in zijn oeuvre. De ontwikkeling van zijn werk verloopt niet lineair, maar via herhalingen en hernemingen. Van thema’s, composities, vormen en kleuren die steeds weer terugkeren, zij het in een andere stijl.
Zo laveert zijn werk door de jaren heen tussen abstractie en figuratie, experiment en thema’s die worden hernomen. Zijn artistieke parcours vertaalt zich als een voortdurende zoektocht naar evenwicht tussen geometrie, kleuren en inhoud.