Felix De Boeck

Op 5 juli laatstleden verdedigde David Veltman met succes zijn doctoraalscriptie aan de Rijksuniversiteit Groningen, het hoogtepunt van een jarenlange studie van het leven van de Vlaamse kunstenaar Felix De Boeck (1898-1995). Gelijktijdig verscheen het werkstuk in boekvorm bij de Hilversumse Uitgeverij Verloren, die gespecialiseerd is in historische uitgaven. Het is dus door die geschiedkundige bril dat wij dit nieuwe boek over de aantrekkelijke figuur van de schilder-boer uit Drogenbos moeten bekijken.

Wie dacht dat er anno 2021 over leven en werk van Felix De Boeck nog weinig nieuws te vertellen valt, zal na het lezen van dit werk zijn opinie mogen herzien. De fysieke verschijning van Felix was al een statement an sich: de rijzige gestalte, de witte haardos en baard, de scherpe blik achter de fijn gerande bril, de onafscheidelijke pijp. De Boeck was een landbouwer die zijn vrije tijd vulde met schilderen op zijn atelier. Met kenmerkende monkel noemde hij zich een zondagsschilder. Hij was wel een pionier van de abstracte kunst in ons land, maar een groepsspeler was hij niet. In de beslotenheid van zijn boerenerf ontwikkelde hij een eigen picturale stijl met de klemtoon op spiritualiteit, sereen onthecht, ondanks de persoonlijke drama’s waarvan hij niet gespaard bleef. Tot zover het stereotype beeld gestoeld op enkele uitvergrote authentieke elementen, met weglating van alle storende factoren. Dankzij het boek van Veltman weten wij nu dat de realiteit een stuk complexer is. Hoofdstuk na hoofdstuk wint het portret aan detaillering en scherpte. Gelijktijdig wordt een natuurgetrouw beeld opgehangen van de artistieke avant-garde in ons land. Ook de politiek-maatschappelijke realiteit van vorige eeuw wordt helder en objectief uit de doeken gedaan. Hoed af voor de auteur die heelhuids dat grillige mijnenveld heeft doorkruist. Enkel de surrealisten hebben hem met een onbestaande ‘Société du Mystère’ op het verkeerde been gezet, maar met betrekking tot Felix De Boeck doet dat amper ter zake.

Het zou zonde zijn in dit kort bestek op detailaspecten in te zoomen, hoe verleidelijk ook. Het mooie plaatje van een arcadisch kunstenaarsbestaan en een stoïcijnse aanvaarding van de Goddelijke beproevingen ligt niet aan scherven, maar krijgt context en diepte. De Boeck vertelde graag dat hij intiem verbonden was met zijn boerderij. Hij was ermee vergroeid. Elke avond ging hij slapen in het bed waarin hij geboren werd en hij hoopte in datzelfde bed te kunnen sterven. En achteraf gezien is die honkvastheid zijn geluk geweest. Politiek engagement was hem zeker in zijn jeugdjaren niet vreemd. De betrokkenheid van zijn familie bij het activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog is haar zwaar aangerekend. Hijzelf ontsprong de dans omdat de boerenstiel hem volledig opslorpte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapte hij niet in de collaboratie, omdat hij geen tijd had.

In het kunstenaarsmilieu nam hij geen plaats op de barricades. Vetes en ruzies gingen aan hem voorbij, omdat hij er gewoon geen tijd voor had. In tegenstelling tot het gros van zijn tijdgenoten heeft hij zijn lot nooit aan een kunstgalerij moeten verbinden. De opbrengst van zijn landvruchten waarborgde zijn financiële onafhankelijkheid, zelfs in oorlogstijd.

Toch was hij geenszins een wereldvreemde kluizenaar. De boerderij was een ontmoetingsplaats van kunstenaars en intellectuelen van diverse pluimage. Hij bleef op de hoogte van de artistieke actualiteit. Bovendien lag het cultureel aanbod van Brussel binnen handbereik, na een tramrit van minder dan een halfuur.

De Boeck was een echte intellectueel, zonder franjes, zonder oogkleppen. Een uitgebreide vriendenkring zorgde voor contacten; de inzichten verwerkte hij zelf, met grote luciditeit. Naargelang de periode in zijn lang leven traden bepaalde intimi sterker op de voorgrond. In de begindagen zijn dat onder meer Jan Boon en zijn dorpsgenoot Pol Jacquemyns, de avant-gardisten Albert Daenens, Geert Van Bruaene en Prosper de Troyer, een vriend voor het leven, de Nederlander Wobbe Alkema – die hem uit het verre Groningen met de fiets kwam bezoeken en er geen graten in zag om in het stro te overnachten –, de Franstalige letterkundigen Pierre Bourgeois en Albert Plisnier, dichters Wies Moens en Pieter Geert Buckinx. De spreekwoordelijke gastvrijheid ten huize De Boeck charmeerde de bezoekers en opende de geesten.

Zijn huwelijk met Marieke Van Breetwater was liefdevol en harmonieus, maar het sterven van vier van hun vijf kinderen en de mentale beperking van hun enig overlevend kind, stelde hen hard op de proef. Hun diepchristelijk geloof was voor beiden een troost, al was hun beleving ervan niet identiek. Felix kon zich niet vinden in formalisme en bigotterie. Hij ging op zoek naar een ruimere, meer eigentijdse beleving van de spiritualiteit. Die vond hij bij figuren als Jacques Maritain en later bij Pierre Teilhard de Chardin en Emmanuel Levinas.

Als lezer vergeet je dat het hier om een academische studie gaat. Dit ter stichting van de velen die denken dat leesbaarheid en wetenschappelijke accuraatheid onverzoenbaar zouden zijn. Het boek steekt vol verrassingen. Zo ontdekken wij dat De Boeck wel van erkenning hield, maar niet per se wou tentoonstellen. Al dat gedoe ging ten koste van het werk op de boerderij. Dankzij het netwerk van artistieke tijdschriften kreeg hij ook bekendheid in het buitenland. Hij heeft er ook tentoongesteld, maar reisde zelden met zijn schilderijen mee. Van een zaak zegt hij wel spijt te hebben gehad. Op de vernissage van de tentoonstelling die Michel Seuphor voor hem te Parijs organiseerde in 1928 was veel volk aanwezig, zo ook Piet Mondriaan. Die heeft hem aangesproken en hem op zijn atelier uitgenodigd. Hij is daar niet op ingegaan, omdat hij nog zoveel andere dingen meende te doen te hebben in Parijs.

Mag ik toch op een minpuntje wijzen? De nonchalance van de corrector waardoor zinnen het soms moeten stellen met een woord te weinig of een te veel; een boek krijgt wel eens een onvolledige titel in de tekst terwijl het in de bibliografie wel correct vermeld staat. Spijkers op laag water, gelukkig niet meer dan dat.

In zijn inleiding vraagt David Veltman zich af of hij als Nederlander wel goed geplaatst is om Felix De Boeck in het juiste daglicht te stellen. Wij kunnen hem geruststellen: operatie geslaagd. Zijn grootste verwondering gold misschien nog de confrontatie met De Boecks bredere biotoop: Drogenbos, het dorp waarin zijn hele leven zich heeft afgespeeld. Drogenbos is, alle schijn ten spijt, een Vlaams-Brabants boerendorp, geen voorstad van Brussel. Daar heeft Veltman mogen vaststellen dat het plattelandsgeheugen volhardend is. Dorpelingen kwamen aandraven met roddels die generaties lang werden doorgegeven. Bij familieleden heerste aanvankelijk achterdocht en terughoudendheid: ‘U bent toch niet van de politie?’

En niet te vergeten: in Drogenbos vraag je niet naar de avant-gardekunstenaar Felix De Boeck, maar wel naar ‘Felix van Wannes van Breetwater’.

Boek

David Veltman
Felix De Boeck (1898-1995)
‘Sterven in het bed waarin ik geboren ben’

400 blz.
€ 29,00
ISBN 9789087049164
Uitgeverij Verloren