Het landschap heeft door de eeuwen heen steeds een bijzondere aantrekkingskracht uitgeoefend op tal van schilders uit onze gewesten. Reeds in de vijftiende eeuw openbaart de achtergrond van menig godsdienstig tafereel de liefdevolle, stille aandacht van onze Vlaamse Primitieven voor de paradijselijke schoonheid van de natuur. In de zestiende eeuw, toen de landschapschilderkunst zich tot een zelfstandige kunsttak ontwikkelde, penseelde Pieter Bruegel de Oude zijn indrukwekkende vergezichten. En zelfs de figuurschilder bij uitnemendheid die Rubens was zou in de zeventiende eeuw niet nalaten indrukken uit de natuur op een bezielde en trefzekere wijze op doek en paneel vast te leggen.
Tussen de topfiguren in die wij zopas vernoemden, Bruegel en Rubens, dient het optreden van Paul Bril te worden gesitueerd. In 1554 te Antwerpen geboren, was hij ongeveer vijfentwintig jaar jonger dan Pieter Bruegel de Oude, maar anderzijds eveneens een generatie ouder dan Peter Paul Rubens. Na zijn leertijd te Antwerpen te hebben voltooid, vertrok Paul Bril naar Italië. Onderweg verbleef hij gedurende enige tijd te Lyon, waarna hij, vermoedelijk in 1575, te Rome aankwam. Hij nam er zijn intrek bij zijn vier jaar oudere broeder, Mattheus Bril, die zich daar reeds eerder als landschapschilder had gevestigd. Deze had er de opdracht verkregen tot het vervaardigen van wandschilderingen in enkele zalen van het Vatikaan. Toen Mattheus Bril in 1584 vrij jong overleed, zou Paul de werken voltooien die zijn broeder onafgewerkt had nagelaten.
Zijn eigen schilderijen moeten reeds bekendheid hebben verworven, aangezien hij toen reeds enkele jaren lid was van de 'Accademia di San Luca'. Als vreemdeling moest hij volledig te Rome ingeburgerd zijn, en als kunstenaar een zekere faam hebben genoten om er als lid van dat kunstenaarsgezelschap te worden aanvaard.
Zijn talrijke kleine landschapjes, meestal op koper geschilderd, maar vooral de muurschilderingen, die hij achteraf nog in het Vatikaan en in tal van kerken en paleizen schilderde zouden die vermaardheid nog doen toenemen. In 1612 beschouwde de Italiaanse auteur Mancini hem als de 'eerste' onder de Romeinse 'paesanti', de Romeinse meesters van het landschap.
Rome zou hij dan ook niet meer verlaten. In 1592 trad hij in het huwelijk met een Romeins meisje, Octavia Barra, die hem drie kinderen schonk. En na een leven geheel gewijd aan de schilderkunst overleed hij er op 7 oktober 1626, in de leeftijd van twee-en-zeventig jaar.