En rechts en links van die aureolerende 'nis' en ook erboven en eronder zijn, in miniatuur- en snelschrift-voorstelling. de attributen uitgebeeld die elk gelovige in die tijd begreep en die hem het verloop van de Passie des Heren voor de geest riepen. Boven, als levend symbool van de passie, de pelikaan die met zijn hartebloed zijn jongen voedt ; daaronder de zweetdoek van Veronica, de nagels van de kruisiging met nijptang en hamer. Links, ondermeer : de lansen en de lantaarn van de gevangenneming, Petrus en de kraaiende haan die zijn verloochening oproept, de geselzuil met koord, zweep en roede.
Rechts, de geldbeugel van Judas, het bekken van Pilatus' handwassing, de doornenkroon, de geharnaste vuist die Hem sloeg ; enz. En onderaan, op twee Golgotha-heuveltjes, de beker die Jezus tot de bodem ledigde, het azijnvat waarmee Zijn dorst werd gelaafd, het open graf met drie zalfpotten van de drie Maria's der balseming, Zijn klederen waarom gedobbeld werd. Al die sprekende herinneringen aan de passie, in snelschrift-tekens uitgedrukt, zijn met zodanige bescheidenheid aangegeven, dat ze het hoofdaccent, de lijdende en tegelijk verheerlijkte Christus niet in het minst schaden : ze zijn als de muzikale begeleiding van een innig-ontroerend volkslied. Christus is de centrale hoofdfiguur. Links en rechts van Hem staat één enkele gestalte : Onze-Lieve-Vrouw en de Heilige Catharina. Een eenvoudiger dan deze symmetrische opstelling kan men zich niet indenken ! Doch men merke op welke wijze, gedreven door de fijnste godsdienstige en artistieke bezieling, de schilder beide figuren naar de buitenranden van het paneeltje verschuift, ze even de lijst laat oversnijden en daardoor het hart der voorstelling, de Christus, isoleert, vrijmaakt en om Hem heen met kiese eerbied ruimte schept en hoe hij daardoor de dubbele inhoud van de voorstelling : bloedig offer en glorie, kruisdood en verrijzenis, tegelijk met devote bescheidenheid als een 'stralende' gebeurtenis tot uitdrukking brengt.
Links van Christus staat Zijn moeder. Welk subtiel medeleven het gemoed van de onbekende schilder, Meister Wilhelm, bezielde, kan men ook uit deze figuur aflezen. Op de meest direct-sprekende, volks-eenvoudige wijze weeft hij de liefde van de Moeder tot de Zoon, van geboorte tot graf, door elkaar. Er is het zacht naar elkaar toeneigen van de hoofden van de naakte, deerlijk geschondene, ontluisterde Christus en van Maria. Er is geen spoor van het dramatisch felle medelijden van de Moeder Gods, dat de middeleeuwen, een Simone Martini b.v. en meer in 't bijzonder de Duitse kunst, zo vaak hebben uitgebeeld. Zoon en Moeder gunnen elkaar hier zelfs geen blik. Het is de uitdrukking van het beiderzijds volkomen vrijwillig aanvaarden van de 'verlossende' kruisdood van de Mensenzoon. Maar tegelijk wordt Maria uitgebeeld als een jonge moeder die haar kind tegen haar borst drukt : de innigste en ook de meest verspreide voorstelling van de mens-geworden Zoon Gods die het Christendom voortbracht.
Uit de ongekunstelde plooienval van Maria's mantel leest men dezelfde christelijke deemoed en eenvoud af als uit haar minzaam gelaat en haar gehele houding. In sterkste tegenstelling, - maar dan weer met zo'n bescheidenheid dat men het gemakkelijk voorbijziet -staat tegenover haar de Heilige Catharina. Groter is ze, fier en slank met de koninklijke adel van haar lange haren, haar slanke leest, haar kleding, haar kunstzinnig gedrapeerde, kostbare, met hermelijn gevoerde mantel, houdend in haar beide handen de instrumenten van haar martelaarschap : het wiel der radbraking en het zwaard.
Bij een eerste oogopslag op dit schilderij kan het gebeuren, dat het ons nauwelijks aanspreekt. Van Eyck, Van der Weyden en de overige Vlaamse primitieven treffen dadelijk door de heerlijkheid van de kleur, door de glans van figuratie, landschap en interieur, die van een 'rijke' beschaving en van hoogste artistieke vlucht getuigen. De voortreffelijkste hoedanigheid van de Duitse primitieven, en in 't bijzonder van de Meester van de H. Veronica, ligt echter in het volstrekte benadrukken van de gevoelswaarden, in religieuze en in menselijke zin, die als een stromend doorvloeien alles bezielen : ze spreken het eerst tot het 'hart', tot het 'gemoed', tot de religieuze gerichtheid der ziel. Duitse 'Gemütlichkeit' is voorwaar een onvertaalbaar woord ! En hoe licht wordt die 'Gemütlichkeit' voor sentimentaliteit, gebrek aan smaak, aan verfijning, aan kracht en aan cultuur gehouden ! Doch bij nadere kennismaking wordt het wel duidelijk, dat die eenvoud en overvloeiende gevoeligheid vervat is in een ragfijn aanwenden van de uitdrukkingsmiddelen die de taal der schilderkunst uitmaken : kleur, toon, licht en schaduw, en het tegen elkaar afstemmen van de figuratieve vormen tot een voortreffelijke, sluitende compositie.