Walther Jan Clemens Vanbeselaere (°1908-†1988) studeerde kunstgeschiedenis en archeologie aan de RU Gent. In 1934 doctoreerde hij met een proefschrift over Vincent van Gogh, De Hollandsche periode (1880-1885). De gepubliceerde versie van zijn proefschrift in 1937 uitte kritiek op de in 1928 verschenen Catalogus Van Gogh door De la Faille, voor zijn vermeende gebrek aan een wetenschappelijke basis, en bood zijn boek als een kritische herziening van De la Failles tekortkomingen. Hij werd docent in Gent aan het Koninklijk Atheneum, een positie die hij bekleedde tot 1941. Tijdens de mobilisatie in 1939 kwam hij in dienst van het Belgisch leger als censor. In 1941, toen België onder nazi-controle was, verloor hij zijn post aan de Gentse universiteit en werd hij op aandringen van Vermeylen als zijn opvolger benoemd. Hij doceerde de geschiedenis van de Europese beeldhouw- en schilderkunst vanaf de middeleeuwen tot op heden. In 1944 moest hij voor een epuratiecommissie verschijnen, die hem afzette. Pas drie jaar later kon hij opnieuw doceren. In 1948 stelde de minister van Onderwijs hem aan als conservator (later hoofdconservator) van het KMSKA, een positie die hij tot zijn pensionering in 1973 vervulde. Ongeveer 60 tentoonstellingen werden georganiseerd onder zijn leiding. Na zijn pensionering bleef Vanbeselaere bezig met het het publiceren van artikelen, essays en boeken. Foto ©http://www.ethesis.net/antwerpen_museum/antwerpen_museum