Ze zijn nu met twaalf, de vrouwelijke kunstenaars op de Topstukkenlijst, zoals de apostelen. Ongetwijfeld zal hun aantal in de komende decennia nog toenemen, omdat de negentiende en de twintigste eeuw een gouden tijdperk waren voor vrouwelijke schilders, beeldhouwers en schrijvers.
Vrouwelijke kunstenaars op de Topstukkenlijst
Vermetel
Dit voorjaar werd een sierlijke Maria met kind, door Maria Faydherbe (1587-1643) gesneden in het voor onze regio zo kenmerkende buxushout, opgenomen in de Vlaamse Topstukkenlijst. Faydherbe, geboren in Mechelen, was de zus van de beeldhouwers Hendrik en Antoon en de nicht van Lucas Faydherbe, een dierbare vriend en medewerker van Rubens. Net als haar verwanten was Maria Faydherbe gepast trots op haar vaardigheden en verwezenlijkingen.
Dat mogen we in elk geval afleiden uit een bijzonder document uit 1633. Volgens deze verklaring zou Maria de Mechelse beeldhouwers, leden van het Sint-Lucasgilde, smalend dozijnwerkers hebben genoemd, met andere woorden: inspiratieloze klungelaars, hoogstens geschikt voor massaproductie. ’Zeer vermetel’ stelde zij dat ze als beeldhouwer van deze concurrenten helemaal niets te vrezen had. Het is zeker een van de vermakelijkste feiten die in de Topstukkenlijst terug te vinden zijn; je supportert eigenlijk meteen voor Maria.
De barokke kunstenaressen die de laatste maanden in de Topstukkenlijst terechtkwamen, waren allemaal nogal vermetel. Daar heb je bijvoorbeeld Clara Peeters (ca. 1588-1590), een pionier van het stilleven. Ze voorzag haar schilderijen soms van een subtiel zelfportretje in de weerspiegeling van een glanzend oppervlak, alsof ze zich nadrukkelijk in de traditie plaatste van de grootmeester der weerspiegelingen, Jan van Eyck.
Haar Visstilleven met garnalen en rivierkreeftjes in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten van Antwerpen (KMSKA) is een heerlijk staaltje van compositie en observatie: de rivierkreeftjes worden roze weerspiegeld in een tinnen schotel en rechtsonder zien we zelfs enkele waterdruppels op het aanrecht.
Dan is er Michaelina Wautier (1604-1689), die in Brussel een belangrijke carrière uitbouwde en van wie werk werd aangekocht door landvoogd Leopold-Wilhelm, een kieskeurige kunstkenner. Michaelina’s werk werd niet besproken in contemporaine bronnen, maar dat heeft meer te maken met het bescheiden niveau van de toenmalige kunstkritiek dan met een gebrek aan waardering. Wautier schilderde alles: meesterlijke portretten, grootse mythologische en religieuze taferelen, stillevens.
Haar Portret van twee meisjes als de heiligen Agnes en Dorothea maakte furore op de eerste overzichtstentoonstelling van haar werk in 2018 en is nu eveneens te bewonderen in het KMSKA. De twee jonge meisjes lijken zusjes die samen spelen: Dorothea kijkt kinderlijk geboeid naar het lammetje van Agnes en Agnes houdt Dorothea in het oog. Lila, goudgeel en taupe vormen samen een zingende kleurencombinatie.
Katharina Pepijn (1619-1688), een discrete schilderesse uit Antwerpen, was lid van het Sint-Lucasgilde en baatte een prentenwinkel uit. In 1652 sleepte ze een opdracht voor een portret van een zeer vooraanstaande man in de wacht: abt Johannes Chrysostomos Van der Sterre, hoofd van de machtige Antwerpse Sint-Michielsabdij.
Maria Faydherbe is de enige beeldhouwster in dit gezelschap, maar ze signeerde trots wel twee werken op de lijst: naast Maria met kind een expressieve Gekruisigde Christus, bewaard in het Museum Hof van Busleyden in Mechelen.
Mystiek en muziek
Ze zijn nu met twaalf, de vrouwelijke kunstenaars op de Topstukkenlijst, zoals de apostelen. Ongetwijfeld zal hun aantal in de komende decennia nog toenemen, omdat de negentiende en de twintigste eeuw een gouden tijdperk waren voor vrouwelijke schilders, beeldhouwers en schrijvers. Denk maar aan Louise De Hem, Anna Boch, Evelyne Axell … Opmerkelijk is dat de oudste werken van vrouwen allemaal met het schrift te maken hebben.
De Universiteitsbibliotheek van Gent bewaart een kostbaar handschrift van het magnum opus van de Duitse mystica Hildegard van Bingen (1098-1179), Liber Divinorum operum (Het boek van de goddelijke werken, 1163-1174). Hildegard zelf schreef op wastabletten, die telkens weer gewist en hergebruikt werden. Het Gentse handschrift is een apograaf, een rechtstreeks afschrift van deze tabletten: dichter bij Hildegard kunnen we dus niet komen.
In dezelfde bibliotheek vind je het handschrift C met de gedichten, brieven en visoenen van de Brabantse Hadewijch (1200-ca. 1250). Handschrift C staat bekend als de meest volledige en betrouwbare weergave van Hadewijchs werk en het is gebruikt voor talrijke studies en edities. Op folio 20 verso wordt de schrijfster ook genoemd: “epistole Haywigis”, staat er.
De Brugse begijn Agnete Carlier verluchtte in de vijftiende eeuw een opmerkelijk handschrift, het Processionale van de Kruisdagen. Hierin staan alle haltes van de Heilig Bloedprocessie in Brugge aangeduid, mét de muziek die er op iedere locatie gespeeld werd. Het handschrift verbindt dus liturgie, muziek en het historische stedelijke weefsel van Brugge.
De miniaturen, gevat in lijsten, rijk versierd met afbeeldingen van bloemen, zijn van hoge kwaliteit. Dit topstuk berust in de Basiliek van het Heilig Bloed in Brugge. Muziek is overigens een stille rode draad in al deze manuscripten, omdat Hildegard van Bingen een gewaardeerd componiste was en ook Hadewijchs gedichten als liederen gezongen werden.
Van krijgsvaandel tot oorlogsdagboek
De stad Gent kan bogen op nogal wat topstukken in haar musea en bibliotheken. Het STAM koestert het laatvijftiende-eeuwse krijgsvaandel, toegeschreven aan Agnes Van den Bossche (ca. 1435/1440-1504), telg uit een kunstenaarsfamilie en een zeldzaam voorbeeld van een kunstenares van de derde garnituur, die een eerlijke loopbaan uitbouwde als decoratieve schilder.
Op het grote krijgsvaandel prijken aan beide zijden de maagd van Gent, in een gewaad van goudbrokaat met brede hermelijnen boord, en een klimmende heraldische leeuw. De maagd was het elegante zinnebeeld van de stad en de leeuw verbeeldde de Gentse strijdlust. Van Agnes Van den Bossche weten we alleszins uit archiefdocumenten dat zij vaak blazoenen en vaandels beschilderde. Ze was een vakvrouw op wie de stedelijke overheden graag een beroep deden. Dat een dergelijk vaandel bewaard bleef, is een zeldzaamheid op zich.
Naast de onschatbare manuscripten van Hildegard van Bingen en Hadewijch bewaart de universiteitsbibliotheek ook drie dozen met losse vellen, op gevaar voor eigen leven beschreven door Virginie Loveling (1836-1923) in de jaren 1914-1918. Lovelings dagboek is een van de boeiendste getuigenissen over het dagelijks leven in het bezette België tijdens de Eerste Wereldoorlog.
De Duitse bezetter legde zware straffen op aan al wie informatie opschreef over het verloop van de krijgsverrichtingen, zelfs simpele brieven konden al leiden tot arrestatie of zelfs executie. Loveling is dan ook meermaals erg bang geweest. Ze verstopte delen van het dagboek in haar bankkluis, overwoog om andere fragmenten in een doos in de tuin te begraven of achter een balk op zolder te verstoppen. Ze was een bekende schrijfster, dus verdacht, en haar huis is meermaals gecontroleerd, eenmaal door grondige Duitse geheim agenten in burger, hetgeen haar een zenuwinzinking kostte. Maar haar dagboek vonden ze niet!
Van stro tot brons
Van de twaalf vrouwelijke kunstenaars in de Topstukkenlijst is er één een collectief. Het gaat om de zusters kapucinessen uit Antwerpen, die van de zeventiende tot de negentiende eeuw hun klooster versierden met het goedkoopste materiaal dat ze konden vinden: stro. Uit stro vlochten ze altaarvoorhangsels, predella’s, kandelaars en andere liturgische versieringen, met smaak en allure. Met stro imiteerden ze het kostbaarste goudborduursel en inlegwerk.
Zo hielden ze zich aan hun gelofte van extreme armoede en getuigden ze tegelijkertijd van meesterschap. Hun volledige verzameling liturgische voorwerpen bleef bewaard en is een enig voorbeeld van religieuze volkskunst. Het handwerk van de zusters kapucinessen vond een onderdak in het Museum De Mindere in Sint-Truiden.
Elisabeth de Saedeleer (1902-1972), dochter van Valerius, was tijdens het interbellum mogelijk de bekendste textielkunstenares van België. Haar weefatelier in Etikhove baatte zij uit met haar zussen; ze gaf ook les aan het Hoger Instituut voor Sierkunsten (La Cambre) in Brussel.
In 1925 weefde zij met haar ateliermedewerkers het vloertapijt voor de Sint-Jan-de-Doperkerk in Ieper, naar een ontwerp van Albert Van Huffel. Dit art-decovloertapijt in heldere kleuren, dat zich nog steeds in de kerk bevindt, is een zeldzaam twintigste-eeuws topstuk uit vrouwelijke handen.
Maria Faydherbe zou blij zijn om een andere beeldhouwster te ontmoeten. Ze wist dat ze een zeldzame vogel was en maar weinig soortgenoten kon vinden. De Française Germaine Richier (1902-1959) genoot haar opleiding onder andere bij een leerling van Auguste Rodin en ontwikkelde zich tot een originele kunstenares die bij voorkeur in brons werkte. In Vlaanderen bevindt zich maar één sculptuur van haar hand in een openbare collectie, de fantastische La Mante (1946) in het Middelheimmuseum in Antwerpen.
Dit exemplaar is een zogenaamde épreuve d’artiste. Menselijke vormen versmelten op griezelige en grappige wijze met die van een bidsprinkhaan. De titel La Mante is een woordspeling op l’amante en verwijst ongetwijfeld naar het feit dat vrouwelijke bidsprinkhanen tijdens de paring regelmatig de mannetjes opvreten. Van Richier staat ook een indrukwekkend brons in privébezit op de lijst, Le griffu of De klauwhandige uit 1952.
Het is mooi om vast te stellen dat de Vlaamse Topstukkenlijst plaats inruimt voor werk van buitenlandse kunstenaars. Wie zou dan ook topstukken van Hildegard van Bingen en Germaine Richier afwijzen? Iedereen met wat belangstelling voor kunstgeschiedenis en hedendaagse kunst, zal echter snel met nieuwe suggesties voor topstukken van vrouwelijke origine op de proppen komen. Catharina van Hemessen? Jenny Montigny? AMVK, (Anne-Mie Van Kerckhoven)? Overvloed is ons deel.
Erkende topstukken van vrouwelijke kunstenaars op de Topstukkenlijst
- Hildegard van Bingen, Liber divinorum operum, 1163-1174, Universiteitsbibliotheek, Gent
- Hadewijch Handschift C, 1350-1400, Universiteitsbibliotheek, Gent
- Agnete Carlier, Processionale voor de Kruisdagen, vijftiende eeuw, Basiliek van het Heilig Bloed, Brugge
- Agnes Van den Bossche, Krijgsvaandel met de Maagd en de Leeuw van Gent, 1481-1482, STAM, Gent
- Clara Peeters, Visstilleven, 1612-1621, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
- Michaelina Wautier, Twee meisjes als de heiligen Agnes en Dorothea, 1650-1655, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen
- Maria Faydherbe, Crucifix, 1620-1635, Museum Hof van Busleyden, Mechelen
- Maria Faydherbe, Maria met kind Jezus, 1620-1635, M Leuven
- Katharina Pepijn, Portret van abt Johannes Chrysostomos Van der Sterre, 1652, privécollectie
- Zusters kapucinessen van Antwerpen, Verzameling liturgische objecten in stro, 1650-1870, Museum de Mindere, Sint-Truiden
- Virginie Loveling, Oorlogsdagboek, 1914-1918, Universiteitsbibliotheek, Gent
- Elisabeth de Saedeleer, Vloertapijt, 1925, Sint-Jan-de-Doperkerk, Ieper
- Germaine Richier, La Mante, 1946, Collectie Stad Antwerpen, Middelheimmuseum, Antwerpen
- Germaine Richier, Le Griffu, 1952, privécollectie