In 2024 neemt Stien Van Kerckhoven de fakkel over van Toon Delanote als huisillustrator van okv. In elk tijdschrift krijgt ze twee bladzijden om naar goeddunken in te vullen. Carte blanche, absolute vrijheid, dat is zowel een zegen als een vloek. Maar Van Kerckhoven houdt van een uitdaging. Twee jaar geleden waagde ze de sprong in het duister van de sociale naar de artistieke wereld.
Stien Van Kerckhoven - Een sprong in het duister
“Tot voor kort was ik pedagoog. Ik heb vijf jaar in de sociale sector gewerkt, in de gevangenis en met slachtoffers van intrafamiliaal geweld. Ik deed dat graag, maar ik was er te perfectionistisch voor. Steeds bleef ik met het gevoel zitten dat ik het niet goed genoeg deed. Dus ben ik in 2022 gestopt.”
Dan staat illustratie daar wel heel ver vanaf.
“Ik teken al zolang ik het me herinner. Toen ik vier jaar was, maakte ik het geboortekaartje van mijn zus. Als kind was ik nogal druk, maar tekenen kon ik uren aan een stuk volhouden.”
En dat ben je blijven doen.
“Rond mijn vierentwintigste was ik net begonnen met werken, ging ik veel uit en had ik eigenlijk nergens tijd voor. Toen werd mijn moeder ziek en was ik vaak thuis. Daardoor ben ik opnieuw beginnen te tekenen. Tijdens de COVID-19-epidemie had ik nog meer tijd. Ik startte een Instagramaccount en ging illustratie studeren aan de academie van Berchem. Daarna zijn we verhuisd en ben ik voor drie maanden op fietsvakantie vertrokken. Tijdens die fietsreis, in de Provence, bezocht ik een museum met onder meer werk van Juliette Roche (1884-1980). Daar besefte ik: ik wil iets met mijn tekentalenten doen.”
Hoe heb je dat concreet gemaakt?
“Na die fietsreis leerde ik Starterslabo kennen, een traject waarin ik mijn werk als zelfstandige kon uitbouwen. Zo kreeg ik meer zicht op hoe ik een leven als illustrator praktisch en financieel kon aanpakken. Ik kende die wereld niet. Ik wist niet wat redactioneel werk was of wat de rol van een artdirector was. Het was een snelcursus.”
Het leverde je een eerste kinderboek op.
“Een tijd geleden heb ik een verjaardagskalender gemaakt, omdat het zo’n grappig voorwerp is. Ik vergeet heel wat verjaardagen, dus miste ik dat. Ik heb die zelf uitgegeven. Nu heb ik een tentoonstelling met die twaalf illustraties, in de gangen van een kantoorgebouw (Mundo Antwerpen). Niet groots, maar de reacties zijn positief. Die illustraties heb ik in mijn portfolio ingezonden naar uitgeverijen. Daaruit volgde dat kinderboek.”
Illustreer je bij een bestaand verhaal?
“Nadat ze mijn portfolio hadden gezien, nodigde uitgeverij De Eenhoorn me uit. We raakten aan de praat over mijn pedagogische achtergrond en kwamen zo bij een verhaal van Kolet Janssen (1955) over pleegzorg. Ze wilden daar een boek bij maken dat zowel als voorleesboek als therapeutisch gebruikt kan worden. Ik heb zelf met kinderboeken gewerkt als hulpverlener. Die waren vaak wat gedateerd.”
Daar kan je nu iets aan veranderen.
“Ik wilde graag iets doen met de wereld waarin ik gewerkt heb. Aan participatief met doelgroepen werken, heb ik weinig behoefte. Daar heb ik vroeger de kans toe gehad, maar ik voerde die opdrachten liever alleen uit. Als ik hulpverlener ben, dan ben ik alleen dat. Ook als ik artistiek bezig ben, wil ik geen compromissen. In het boek komen de werelden van hulpverlening en van illustratie echt samen.”
Wanneer verschijnt het?
“Pas binnen een jaar. Dat is goed, want ik heb ervoor gekozen om in acrylverf te werken. Dat is een traag medium, dus een snelle deadline zou moeilijk zijn. Daar heb ik even wakker van gelegen. Nu heb ik nog tijd, wat fijn is, want ik ben tegelijk aan het investeren in ander werk.”
Had je vroeger ooit gedacht dat je dit zou doen?
“Als kind al wilde ik boeken illustreren. Ik schilder en teken, maar illustratie blijft de kunstvorm die me het meest heeft geïnspireerd. Toegepaste kunst is de meest democratische vorm, ver weg van galeries en musea. Je werk is toegankelijk voor iedereen. Kinderboeken komen in huishoudens die anders nooit met kunst in aanraking komen.”
Naar welke illustratoren kijk je op?
“Daarvoor moet ik mijn boekenkast voor ogen halen. De illustratoren waarnaar ik opkijk, zijn nog steeds die van vroeger. Die van de boeken die ik als kind leuk vond. Zo heb ik onlangs Tove Jansson (1914-2001) herontdekt. Toen ik vijfentwintig was, heb ik het werk van Dieter De Schutter (1992) leren kennen. Hij heeft me voor illustratie doen kiezen. Een van mijn grote voorbeelden is Victoria Semykina (1980). Haar mensen wervelen over het blad. Die spontaniteit ontbreekt nog bij mij.”
Is dat iets waarmee je worstelt?
“Als kind tekende ik altijd dieren. Ik kan ze spontaner tekenen dan mensen. Dat krijg ik niet makkelijk ingehaald. Nu vind ik mijn mensen vaak niet goed genoeg. De achtergronden zijn speels, maar bij mensen schiet ik in een kramp. Dat zal wel komen. Ik overweeg om volgend jaar modeltekenen te volgen.”
Toch straalt het personage in je eerste illustratie voor okv een krachtige psychologie uit.
“Dat is leuk om te horen. Daar ben ik naar op zoek. Maar het komt minder natuurlijk. Wij zijn zo gewoon om naar mensen te kijken. Als een gezicht niet klopt, dan zie je dat onmiddellijk.”
Voor okv moet je op basis van een zin uit het tijdschrift een dubbele pagina vullen. Heb je lang gezocht?
“Die vrijheid is een cadeau, maar ook een uitdaging. Ik heb nog niet vaak zo vastgezeten. Gewoonlijk kan ik meteen een schets maken. Dat was nu niet zo. Aanvankelijk begon ik vanuit de inhoud van een artikel, maar zo bleef ik te dicht bij de oppervlakte. Toen dacht ik: dat is niet wat zij willen, en ook niet wat ik wil. Net het associatieve is fijn. Daarom heb ik zinnen aangeduid die me prikkelen, los van de inhoud. Wanneer je die op zichzelf bekijkt, ontdek je metaforen die over iets anders kunnen gaan. Zo was er een zin die me meteen raakte: ‘Licht weerkaatst anders aan de glanzende binnenzijde dan aan de buitenzijde.’ Ik moest aan eigen ervaringen denken, aan eigen emoties. Zodra ik daar ben, komt het beeld vanzelf.”
Weet je meteen in welke techniek je wil werken?
“Ik werk graag digitaal, zeker bij een opdracht. Zo hoef ik niet vanaf het begin het eindbeeld te zien. Maar ik stap er ook graag vanaf. Ik ben redelijk snel op iets uitgekeken en het plezier van analoog te werken overtref je niet gauw. Doordat ik veel digitaal werk, ben ik daar beter in geworden. Daardoor begint mijn schilderen wat achterop te hinken.”
Wil je daar verandering in brengen?
“Ik heb ervoor gekozen om de tweeëndertig beelden voor het kinderboek in acrylverf te maken. Wel schilder ik de figuren apart van de achtergrond. Dat geeft me de vrijheid om ze groter of kleiner te maken of een jas toch nog anders in te kleuren. Dat is ook wel jammer, want zo hou je geen originelen over. Het is misschien een beetje durf die ontbreekt. De durf om keuzes te maken en daar bij te blijven.”
Je bent een jaar ver in je traject. Hoe zie je jezelf evolueren?
“In de kinderboekenwereld voel ik me thuis. Daar ga ik niet meer weg. Maar ik wil niet in dat ene hokje worden gezet. Ook in redactioneel werk voor een volwassen publiek over thema’s die me aanbelangen, wil ik me bekwamen. Ik hou van variatie. Nu ben ik met druk bezig. Vorige week heb ik met monotype gewerkt. Dat vond ik fantastisch. Ik blijf bijleren.”
Zie je dat groeiproces in je werk?
“Mijn beelden bouw ik redelijk braaf op, denk ik. Ik werk altijd met een achtergrond en naar de realiteit. Ik ben op zoek naar een manier om het gestileerder te maken. Speelser. Vroeger tekende ik wild. Nu wil ik het soms te goed doen en dan verlies ik spontaniteit. Die zoek ik terug. Nieuwe technieken proberen, zoals die monotypes, helpt daarbij.”
Zo blijf je evolueren.
“Tegelijk wil ik de dingen die herkenbaar zijn niet verliezen. Ik moet het vertrouwen vinden dat mensen voor mijn stijl zullen kiezen. Als ik op het internet dingen zie die enorm goed zijn, dan denk ik dat ik hetzelfde moet doen om opdrachtgevers te trekken. Maar dat is niet waar, want dat bestaat al. Het is een constante zoektocht naar evenwicht, tussen dingen proberen en naar waarde schatten wat ik al maak.”
Dat klinkt spannend.
“Het is fijn om op je negenentwintigste iets totaal anders te doen. De sociale sector ken ik. Het was veilig. Ik had vaste uren. Ik had een inkomen. Het is best spannend om het opnieuw niet meer te weten. Ik zal waarschijnlijk stappen zetten waarom ik later zal lachen. Maar je leert er wel uit. Dat is ook belangrijk.”
Wens je soms dat je er vroeger aan was begonnen?
“Ik ben blij dat ik het nu doe, en niet als twintigjarige. In die vijf jaar in de sociale sector heb ik veel geleerd. Vroeger was ik fragieler. Maar als je een ding leert in die sector, dan is het om jezelf niet te serieus te nemen. Ik heb daar een bescheidenheid aan overgehouden die ik nu meeneem. Wat ik doe, heeft waarschijnlijk al eens iemand beter gedaan. Aan mijn tijd als hulpverlener heb ik een sterk onderbouwd wereld- en mensbeeld overgehouden. Dat maakt mij extra dankbaar voor het werk dat ik nu kan doen.”