Langs de Grote Markt waar De stamboom van het huis van Oostenrijk opgesteld stond, kwam het gezelschap aan de kathedraal - waar een Te Deum werd gezongen - om langs de Hoogstraat de Sint-Jansbrug te bereiken waar Het theater van Mercurius op een allegorische wijze het verval van Antwerpen als handelscentrum weergaf. Verderop in de Kloosterstraat stond De triomfboog van de Munt, waarvan de ontwerpen van voor- en achterzijde door Rubens uitgevoerd, zich thans in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten te Antwerpen bevinden. Beide schetsen tonen ons Rubens als een uiterst bedreven en vlot penselend kunstenaar, en als een eminent kenner van de antieke mythologie.
In de vorige ontwerpen waren de erebogen nog opgebouwd rond klassieke thema's, herinnerend aan erebogen uit de oudheid en werden de architectonische principes zeer nauwkeurig gevolgd. Met De triomfboog van de Munt ontwierp Rubens een massieve rotsmassa waarin doorgangen worden uitgespaard.
Aan de hand van Gevartius' Latijnse tekst in de Pompa Introïtus kan men, niettegenstaande er verschillen zijn tussen ontwerp (de schets) en de uitvoering (ets van Th. van Thulden), de ingewikkelde beeldspraak van deze boog begrijpen. De voorzijde geeft de zilverhoudende Potosiberg in Peru weer. In het midden, boven de doorgang, de Munt gesymboliseerd door een vrouw met slangenstaf, weegschaal en beurs, en hoorn des overvloeds.
Aan haar rechter- en linkerzijde geldstukken en Herculeszuilen bewaakt door leeuwen. Boven op de berg doodt Hercules de draak en plukt Spanje, gepersonifieerd door een vrouw, de vruchten van de boom met gulden appelen. Aan haar voeten een konijn, symbool van goud- en zilvermijnen.
Naast de doorgang, geflankeerd door zuilen bekroond met Hermeskoppen, de Perurivier (links), uit de streek waar het goud werd gevonden, en de Rio de la Plata, uit de streek waar het zilver werd gehaald (rechts). Op de achterzijde wordt boven de doorgang Vulcanus in zijn smidse weergegeven. Hij zit schrijlings op het aanbeeld waarop hij Jupiters gouden bliksem smeedt. Links twee mijnwerkers die goud en zilver delven, rechts twee mannen die de delfstoffen ophalen. Boven Vulcanus een geldstuk waarop drie vrouwen zijn afgebeeld, symbolen van goud, zilver en koper. Boven op de berg rooft Jason het Gulden Vlies, vastgemaakt aan een boom en bewaakt door een draak. Tegenover Jason de Welvaart, gesymboliseerd door een vrouw met een schip in de ene hand, terwijl ze met de andere haar sluier opheft om er, als een zeil, wind mee te vangen. Op de flanken van de berg, achter ieder personage, een aap. Naast de middendoorgang, twee riviergoden, steunend op hun urn; links boven de boog van de opening, de Condorillus met een cornu copiae, rechts in een nis, de Maragnon.
De ingewikkelde iconografische en symbolische inhoud van deze voorstelling van de Goudberg en het mijnwezen werd op de erepoorten zelf verduidelijkt door de Latijnse opschriften van Gevartius, zodat de betekenis voor iedere geleerde toeschouwer duidelijk was.
De magistrale ontwerpen van Rubens waarbij naast de rijke inhoud en thematische vernieuwing, de vlotte uitvoering en soepele en rake schilderwijze opvallen, werden in opdracht van de Antwerpse Munt, bouwheer van deze erepoort, ontworpen. Als laatste triomfboog sloot De erepoort van St.-Michiels de feestelijke rij af. Deze klassiek van vorm opgebouwde en sobere erepoort stond in de buurt van de thans verdwenen Sint-Michiels-abdij waar de Blijde Intrede-optocht werd ontbonden. Antwerpen had hiermede zijn nieuwe gouverneur plechtig ontvangen en verwachtte een spoedige verbetering in de economische toestand. Deze kentering zou nog op zich laten wachten want de stad zou pas vrede kennen met het Verdrag van Munster in 1648.
De grootsheid van opvatting en de monumentaliteit van uitwerking van de Antwerpse Blijde Intrede-optocht hebben steeds grote indruk gemaakt op tijdgenoten en kunstenaars. Toen de Kardinaal-Infant Ferdinand enkele maanden voordien, in januari 1635, zijn Blijde Intrede hield te Gent, toonden de stadsversieringen aldaar een grote gelijkenis met wat Antwerpen te bewonderen gaf. Niet alleen het feit dat naast typisch Gentse schilders als Nicolaas Roose (1600-1646), Anselmus van Hulle (1601-na 1674) ook Gaspar de Crayer (1584-1669) en Cornelis Schut (1547-1655) meewerkten aan de uitvoering der bouw- en schilderwerken, kan de overeenstemming met de Antwerpse voorbeelden verklaren; doch ook de alles overheersende artistieke invloed van Rubens zelf bepaalde de aard en stijl van de kunstwerken. Dat een schilder als Cornelis Schut quasi gelijktijdig zijn medewerking verleende aan zowel de versiering te Antwerpen als te Gent, werkte uiteraard de stilistische raakpunten tussen beide versieringen in de hand.
En evenals te Antwerpen een hulde- en gedenkboek werd uitgegeven, stond ook Gent erop een blijvende herinnering aan de Blijde Intrede van de Kardinaal-Infant te bewaren. Alhoewel er van de schilderijen uit de triomfpoorten te Gent veel meer is bewaard gebleven dan te Antwerpen, waar buiten de schetsen van P.P. Rubens en enkele in fragmentvorm overgeleverde schilderstukken niet veel meer bewaard is, kreeg de begaafde classicus en theoloog, de jezuïet Willem van der Beken of Guillelmus Becanus opdracht deze uitgave te verzorgen.
Het boek verscheen te Antwerpen bij Moretus in 1636 onder de titel Serenissimi Principis Ferdinandi Hispaniarum S.R.E. Cardinalis Triumphalis Introïtus in Flandriae Metropolim Gandavum en Becanus beschrijft hierin de ganse optocht, waarbij de versieringen op de Gentse Vrijdagmarkt het meest merkwaardige en in het oog springende deel uitmaakten.
Hier bevonden zich namelijk twee triomfbogen, de Arcus Ferdinandi, nabij de Kammenstraat, en de Arcus Caroli aan de overzijde van de Vrijdagmarkt. De voorzijde van de Arcus Ferdinandi toonde vijf grote schilderijen, waarin de reis van Ferdinand naar de Zuidelijke Nederlanden werd voorgesteld. Met nadruk werd hierbij gewezen op de moeilijkheden die hij daarbij diende te overwinnen, nl. de zee en de Alpen en de vijandige legers. Het opschrift bovenaan, Serenissimo Ferdinando Hispaniarum infanti felici, forti, invicto, pio, per mare, per Alpes, per hostes advenienti Gandavum (Aan de doorluchtige Infant van Spanje Ferdinand, de gelukkige, dappere, onoverwonnene, godvruchtige, die over zee, over de Alpen en trots de vijanden naar Gent is gekomen) verduidelijkte dit en droeg tegelijk deze boog op aan Ferdinand.
Het hierbij getoonde schilderij van Cornelis Schut stelt de reis van de Kardinaal-Infant over zee naar Genua voor. In 1631 benoemd tot nieuwe landvoogd der Zuidelijke Nederlanden, begaf Ferdinand zich pas in april 1632 op weg naar zijn nieuwe standplaats. Vanuit Barcelona zeilde hij naar Genua om zijn tocht over land (met o.a. de overtocht van de Alpen!) verder te zetten.
Dit schilderij geeft een scène weer uit deze zeereis en stelt Ferdinand voor, staande op de achterplecht van een galei, die door roeiers wordt voortbewogen. Hij kijkt vol vertrouwen voor zich uit, terwijl naast hem een man staat met een bevelhebbersstaf in de hand. Aan de hand van een prent van Paulus Pontius naar Antoon van Dyck kan deze man geïdentificeerd worden als Diego Messia Felipe de Guzman, markies van Leganes. Hier is echter een vergissing gemaakt, vermits de markies van Leganes ten tijde van Ferdinands zeereis naar Genua nog geen deel uitmaakte van diens gevolg. Het vloothoofd dat de gouverneur tijdens diens zeereis vergezelde was in werkelijkheid de markies van Villafranca.
Vergeleken met een zelfde tafereel in Rubens' Theater van de Welkomst geeft het Gentse schilderij de personages weer op een statische en ietwat naïeve manier. Het brengt op een eenvoudige, verhalende toon de bewogen zeereis in beeld, maar mist de dynamische kracht van het Antwerpse werk.
De Arcus Ferdinandi gaf, zoals reeds gezegd, scènes weer uit het leven van Ferdinand. De op de voorzijde aangebrachte taferelen werden op de achterzijde van de boog gecompleteerd door parallelle voorbeelden uit de klassieke oudheid.
De Arcus Caroli daarentegen toonde scènes uit het leven van Ferdinands beroemde en te Gent geboren voorvader, Karei V of keizer Karei. Zoals de Arcus Ferdinandi gaf de Arcus Caroli, die groter en hoger was dan de vorige, op de voorzijde roemrijke verhalen weer uit het leven van Karei V, terwijl historische voorbeelden uit de oudheid op de achterzijde van de boog deze levendige voorstellingen op een merkwaardige wijze aanvulden.
Taferelen die het begin en einde van keizer Kareis regering voorstelden versierden de wanden van de doorgang in deze ereboog. Karei V tot keizer gekroond beeldt de ceremonie uit waarop Karei V door paus Clemens VII op 24 februari 1530 in de San Petroniokerk te Bologna tot keizer wordt gekroond. Clemens VII, bijgestaan door drie kardinalen kroont Karei V die neerknielt op een bidbank en boven zijn harnas een rijk versierde koorkap draagt, alsmede een gewijd zwaard. Een edelman draagt op een fluwelen kussen de gouden rijksappel en scepter, waardigheidssymbolen van het keizerschap en rechts knielt een tweede edelman die de baret en de ketting van de Orde van het Gulden Vlies op een kussen aanbrengt. Het vers onder het schilderij luidde Perpetuo terris imperet illa domus (Moge dit huis voor eeuwig over de wereld heersen) en sprak als een gewijzigde versie van Ovidius' vers Perpetuo terras ut domus illa regat (Dat dit huis voor eeuwig over de wereld regere) (Ovidius, Tristia, IV, 2, 10) de hoop uit op een voorspoedig koningschap.