In de zuidelijke zijbeuk van de Sint-Martinuskerk in Aalst hangt een Topstuk van de Vlaamse Gemeenschap: De Heilige Rochus door Christus aangesteld tot patroon van de pestlijders van Peter Paul Rubens.
Er is in peste patronus - Rochus en Rubens in Aalst
Rijk en intrigerend
Kloppen, boren, hameren, polieren. Op 14 maart ging de Sint-Martinuskerk van Aalst weer open voor het publiek en op 13 maart was het alle hens aan dek om deze bijzondere tempel in volle glorie te laten stralen. “Hoewel deze kerk gotisch lijkt, zou ze bijzonder mooi zijn, als ze voltooid was, ja dan zou ze bekend staan als één van de grootste uit de Lage Landen,” schreef de schilder G. P. Mensaert in 1763. Het is waar dat de Sint-Martinuskerk een kort schip heeft. “Het plan was om haar vijftig meter langer te maken,” vertelt werfleider Patrick Fock me. Maar ook in haar afgeknotte gedaante is de kerk rijk en intrigerend. In de dwarsbeuken staan de barokke altaren zij aan zij. Standbeelden, glasramen, koning David met zijn harp bovenop het Van Peteghemorgel: je weet niet waar eerst gekeken. In het koor werken experten van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium naarstig aan de restauratie van de Sacramentstoren, een schepping van de beeldhouwer Hieronymus Duquesnoy.
In de zuidelijke zijbeuk hangt een Vlaams topstuk. Het Aalsterse gilde van hophandelaren leende in 1619 achthonderd gulden om een altaar op te richten. Het gilde bestelde een schilderij van hun patroonheilige Sint-Rochus bij Peter Paul Rubens in Antwerpen. De opdracht omvatte ook twee kleinere taferelen voor de predella en een mooie Madonna om het centrale paneel te bekronen. De Aalstenaars mogen hun hopkooplui wel dankbaar zijn voor deze doordachte investering. Het ensemble is hier nog altijd te bewonderen, gevat in een aantrekkelijk houten portiekaltaar. Dit houten altaar torst vier beeldjes van vroegchristelijke pestheiligen: Antonius Abt en Adrianus van Nicomedië, Christoffel en Sebastiaan. In het aambeeld van Adrianus zou eertijds de datum 1632 zijn gevonden.
Topstuk Vlaamse Gemeenschap
Het schilderij De Heilige Rochus door Christus aangesteld tot patroon van de pestlijders van Peter Paul Rubens staat op de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap met volgende motivatie: “Het altaarstuk heeft een bijzondere artistieke waarde vanwege de krachtige opbouw van het schilderij. Het centrale schilderij is compositorisch verdeeld in twee horizontale registers maar de bewegingen van de personages brengen een dramatische samenhang in het tafereel. De combinatie van het centrale schilderij met twee merkwaardige genreachtige paneeltjes op de predella maakt van het geheel een zeldzaam ensemble.”
Zwarte dood
De verering van Sint-Rochus is verbonden met het trauma van de zwarte dood in Europa. De pestepidemieën van de veertiende eeuw doodden minstens een derde van de Europese bevolking en lieten diepe angst en afschuw na. Rochus, telg van een vooraanstaande familie uit Montpellier, verkocht na de dood van zijn ouders zijn bezittingen en reisde als pelgrim door Italië om pestlijders te verplegen. Hij verzorgde en genas zieken in Rome en Piacenza. Dit was haast kamikazegedrag. In de Decamerone van Giovanni Boccaccio lezen we hoe andere tijdgenoten zoveel mogelijk uit de buurt van pestlijders trachtten te blijven. Wie ziek werd, zag zijn familieleden en bedienden meestal het hazenpad kiezen. Niet onbegrijpelijk, wanneer een ziekte zo besmettelijk is. De ongelukkigen mochten zelfs niet meer hopen op een waardige begrafenis: slechts weinig priesters durfden nog het laatste sacrament toe te dienen en de lijken van de slachtoffers gooide men doorgaans in diepe putten. Rochus zou zelf aan de pest gestorven zijn in het stadje Voghera, waar zijn verering begon. De doorbraak van zijn cultus vond plaats in de internationale handelsstad Venetië, waar in de vijftiende eeuw Rochus’ eerste biografie verscheen. De Scuola di San Rocco is nog altijd een van de toeristische blikvangers van de lagunestad. In de kerk van deze Scuola bewaart men een relikwie van de heilige en Tintoretto schilderde er in de tweede helft van de zestiende eeuw vier grootse taferelen uit Rochus’ leven. Vanuit Venetië verspreidde de verering zich snel. Al in 1512 wijdde men in Antwerpen een kapel toe aan Rochus.
Heel eigen compositie
Rubens woonde acht jaar lang in Italië en bewonderde het werk van Tintoretto. Hij heeft de schilderijen van deze meester in de Scuola di San Rocco vrijwel zeker gezien. Voor zijn schilderij in Aalst creëerde hij echter een heel eigen, verticale compositie in twee registers. Deze indeling zou hij meermaals met succes gebruiken om wonderdadige heiligen weer te geven, samen met de mensen die van hun hulp mochten genieten. In het bovenste gedeelte van het schilderij zien we Rochus in zijn typische pelgrimsplunje: schoudermanteltje, stok en breedgerande hoed. Hij knielt neer op een terras en kijkt over zijn schouder naar Christus, die in een vuurrood gewaad achter hem oprijst. Christus wijst Rochus op een sierlijke engel in een goudgele mantel, die een bord met een belofte vasthoudt: Eris in peste patronus. U zult een beschermer zijn in tijden van pest. Rubens documenteerde zich altijd goed: hij baseerde zich op zestiende-eeuwse geschriften over Rochus. Daarin staat te lezen dat Rochus van een engel de schriftelijke bevestiging ontving, pestslachtoffers te kunnen helpen. Er is slechts één ander schilderij met dit thema bekend: het is van de hand van Rubens’ navolger Theodoor Boeyermans en hangt in het koor van de Sint-Andrieskerk in Antwerpen.
Naast de heilige Rochus waakt zijn trouwe hond. Het dier bracht volgens de legende elke dag een stuk brood aan Rochus, toen die voor de eerste keer zelf aan pest leed en hij zich in een bos bij Piacenza had teruggetrokken om te sterven. Van het terras voert een trap naar beneden. In dit onderste register liggen zeven pestlijders, die met smartelijke gebaren een beroep doen op de bijstand van Rochus. Hun vale huidskleur en uitgeputte gezichten spreken boekdelen. In de oksel van de vrouw is zelfs een spoor van een zwarte pestbuil te zien.
Het atelier van Rubens leverde de twee kleine predellataferelen: Rochus ontvangt een stuk brood van zijn hond en Rochus wordt in de gevangenis bijgestaan door een engel. De mooie Madonna boven in het altaar, met haar kenmerkende kleding in blauw en rood, is goeddeels wel door Rubens zelf geschilderd.
Pijnlijk actuele heilige
Paulus Pontius maakte in 1626 een gravure naar dit altaarstuk van Rubens. Op 20 juni van datzelfde jaar vinden we een betaling van 500 gulden voor het schilderij terug in de boedelinventaris die men opstelde na het overlijden van Rubens’ eerste vrouw, Isabella Brant.
Een hardnekkige legende wil dat Isabella zelf stierf aan de pest. Hoe dan ook maakte de pest haast elke zomer slachtoffers in Europa tot aan het begin van de achttiende eeuw.
De stad Aalst had eeuwenlang haar eigen pestkerkhof. De Aalsterse hopkooplieden en Rubens die in zijn atelier een doeltreffende compositie moest bedenken om de kracht van Rochus weer te geven, hielden zich dus niet bezig met charmante middeleeuwse folklore.
Rochus was voor hen, veel meer dan voor ons, een pijnlijk actuele heilige. Expecto patronum, ik verwacht een beschermer: het is niet alleen een spreuk in de verhalen over Harry Potter, het was een verzuchting van talloze zieken door de eeuwen heen. Rubens schilderde voor de Aalstenaren glashelder en krachtig wie een beschermer zou kunnen zijn. Eris in peste patronus.
De Aalstenaren hebben veel moois in het vooruitzicht: de heropening van hun opmerkelijke Sint-Martinuskerk, de voltooiing van de vijfde fase van de restauratie, die uiteindelijk in tien fasen zal verlopen. Ze kunnen nu hun Rubens opnieuw bekijken en dat zal aanvoelen alsof ze een oude vriend eindelijk terugzien.
Literatuurlijst
- G. P. Mensaert, Le peintre amateur et curieux, dl. 2, Brussel, 1763, p. 2-6.
- F. De Potter en J. Broeckaert, Geschiedenis der Stad Aalst, dl. 3, Gent, 1875, p. 187-189.
- A. Fliche, Saint Roch, Parijs, 1930, p. 38. P. Van Nuffel, De schilderijen der Sint-Martenskerk van Aalst, Aalst, 1935, p. 20-24.
- L. Réau, Iconographie de l’art chrétien. III. Iconographie des saints, Parijs, 1959, p. 1156-1161.
- Luc Robijns, De Sint-Martinuskerk van Aalst. Een onvoltooide symfonie van Brabantse gotiek, Gent, 1997.
- H. Vlieghe, Saints II in Corpus Rubenianum Ludwig Burchard VIII, 1973.