Rubens altijd verrassend
Rubens doorgelicht kan letterlijk en figuurlijk worden opgevat, de ondertiteling verduidelijkt niet het opzet, maar omschrijft het resultaat: Meekijken over de schouder van een virtuoos. Er wordt ons iets wezenlijks beloofd: een esthetische buitenkans.
De studie van Nico Van Hout en Arnout Balis is in feite de neerslag van studiewerk over Rubens’ techniek in het kader van het Rubensproject van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, een onderzoek dat sinds 2007 door The Getty Foundation Los Angeles ondersteund wordt. Jaarlijks wordt een stand van zaken gepubliceerd. Gelukkig is hierbij voor de juiste politiek gekozen om wetenschappelijkheid te koppelen aan publieksvriendelijkheid. Geen duffe vakliteratuur dus, maar een goed leesbaar werk, ondersteund door een helder lexicon. Dat laatste is meer dan nodig, want de zaken moeten nu eenmaal correct en ondubbelzinnig bij hun naam genoemd worden. Laat u dus niet afschrikken door begrippen die u vreemd in de oren kunnen klinken, zoals ‘afdassen’, ‘doodverven’ (kennen wij enkel in overdrachtelijke zin), ‘verzeping’ of ‘pentiment’. Zij helpen u bij het meekijken over de schouder van de meester. En dat is een zeldzaam genoegen, een verrassende en verrijkende ervaring.
Daarin zit namelijk de meerwaarde van dit boek. De auteurs hadden zich louter tot een technische analyse van de schilderijen kunnen beperken; stof genoeg dankzij de nieuwste technologische hulpmiddelen. Het nut daarvan zou niemand in twijfel hebben getrokken. Maar nu zien wij voortdurend Rubens zelf aan het werk. Merkwaardig genoeg krijg je de indruk dat de meester zichzelf opdringt en eigen accenten legt, hetgeen hij in feite ook in zijn atelier voortdurend deed. Stap voor stap volgen wij het ontstaan van een schilderij: de ‘inventio’ of het concept ervan, de keuze van de drager, de pigmenten, het aanbrengen van de verf en zelfs het verouderingsproces. Een prominente rol wordt ingenomen door vernieuwende inzichten over de rol van Rubens’ atelier, dat veel meer dan een kweekschool voor ‘sub-Rubensen’ was. Het geheel wordt voortdurend verlevendigd door de getuigenissen van Rubens en van zijn tijdgenoten. Dan blijkt dat hij voortdurend kort op de bal speelt. Technieken zet hij naar zijn hand, hij experimenteert, geeft tips door, weet hoe hij op de meest economische manier de grootste doeltreffendheid kan bereiken. Rubens is geen dogmaticus. Een compositie wordt tot in de puntjes voorbereid; voorstudies en ander documentatiemateriaal zijn rijkelijk voorhanden. En nog zien wij op het definitief werk dat hij de impulsen van het moment volgt en verbeteringen aanbrengt, nog jaren na datum. Hij kan het gewoon niet laten. Rubens werkt met de beste paneelmakers, die hun merkteken op de geselecteerde planken aanbrengen. Zei Roger Marijnissen niet dat om een schilderij te beoordelen, je eerst de achterkant moet bekijken?