Hendrik De Smedt, tentoonstellingsarchitect

Hendrik De Smedt, tentoonstellingsarchitect

Hendrik De Smedt, tentoonstellingsarchitect

Gent heeft als cultuurstad heel wat te bieden. Naast een aantal kwaliteitsvolle musea bezit Gent een historisch complex dat heel wat steden en gemeenten maar al te graag in hun museumbestand zouden willen: de Sint-Pietersabdij. Het was dan ook een terechte keuze van hel stadsbestuur om dit complex uit te bouwen tot één van de meest gerenommeerde tentoonstellingsruimten van de lage landen. 

Ruim 20 jaar geleden voelde het toenmalige stadsbestuur de noodzaak aan om naast een wetenschappelijk team ook een tentoonstellingsarchitect-vormgever te benoemen om de abdij mee te helpen uitbouwen. Vandaag, na 40 jaar pionierswerk in het tentoonstellingswezen, is de abdij dringend toe aan restyling. 

Onder de impuls van de internationale tentoonstelling Carolus is de renovatie van het gebouw tot een hedendaagse, veilige en praktische tentoonstellingsruimte in een stroomversnelling gekomen. 
Het is een voorrecht om als tentoonstellingsarchitect de veranderingen mee te onder­steunen en te realiseren. In deze functie neem ik deel aan de besluitvorming op archi­tecturaal en bouwkundig niveau. Dit zijn de elementen die een positieve bijdrage zullen leveren voor de vormgeving en inplanting van de toekomstige exposities. 

De Sint-Pietersabdij is en blijft ook na de transformaties een moeilijk maar toch dankbaar gebouw om tentoonstellingen in onder te brengen. Het gebouw was een abdij tot 1796. Het ligt voor de hand dat bij het in. richten van exposities niet alles van een leien dak loopt. Het gebouw heeft zijn beperkingen. Dit maakt de uitda­ging echter des te groter. 

Als tentoonstellingsarchitect ben ik van bij het begin be­trokken bij de realisatie van de projecten. De keuze om wetenschappers en vormgever van bij de start te laten samenwerken - een koers die reeds 22 jaar wordt gevaren - heeft steeds geleid tot een optimale wisselwer­king van ideeën en kennis. De tientallen prachtige realisa­ties van cultuurhistorische, kunsthistorische en andere ex­posities zijn er een getuige van. 

In concreto kan ik mijn functie als tentoonstellingsarchitect in de Sint-Pietersabdij belichten aan de hand van de Carolus-tentoonstelling. De expositie opent haar deuren op 6 november 1999. Gedurende een drietal jaren is er reeds intens aan deze tentoonstelling gewerkt door een internationaal en nationaal wetenschappelijk comité. Vanaf het begin werkte ik er aan mee. Concreet betekent dit een deelname aan alle vergaderingen van het wetenschappelijk comité. Deze betrokkenheid heeft een niet te onder­schatten voordeel. Je leert als tentoonstel­lingsarchitect heel goed de kunstwerken kennen, maar ook het idee dat achter het geheel schuil gaat. Je kan je gedurende vele maanden steeds beter inleven in het tentoonstellingsverhaal. Het is dus niet de bedoeling dat de taak van de tentoonstellingsarchitect zich beperkt tot correct gepresenteerde voorwerpen. Hij moet meedenken in functie van het con­cept. Het moet een begrijpelijk verhaal worden, een evi­dente opeenvolging, aangenaam om te volgen en geor­dend in een logisch parcours. ­ 

Zeven eeuwen Augustijnen. Een kloostergemeenschap schrijft geschiedenis ('96-'97). Zaalgezicht. Tentoonstellingsarchitect

Zeven eeuwen Augustijnen. Een kloostergemeenschap schrijft geschiedenis ('96-'97). Zaalgezicht 

Foto: Patrick Henry

Op basis van een eerste draaiboek werd in juni 1998 een voorlopig tentoonstellingsplan voorgesteld aan het weten­schappelijk comité. Van dan af zijn de bruikleenaanvragen gestart. De definitieve toezeggingen resulteerden begin maart '99 in een definitief draaiboek. 

Tussen juni 1998 en maart 1999 zat ik verre van stil. Op basis van de voorstudie bestuderen we de materialen in functie van vormgeving, prijs, veiligheid, recuperatie enz. Aan de hand hiervan werden de budgetten opgemaakt. Er waren zelfs bezoeken aan musea om zoveel mogelijk kunstvoorwerpen ter plaatse te bestuderen. Het tentoon­stellingsmeubilair werd ontworpen in functie van de kunst­voorwerpen, elk met hun specifieke eisen of opgestelde bruikleenvoorwaarden. We sloten dan ook contracten af met meubelmakers, timmerlui, schilders, stoffeerders, elektriciens, vitrinebouwers en glazeniers. 

Het grafisch team werkt, parallel met de tentoonstellings­architect, aan de folders en affiches. De ploeg staat samen in voor de vormgeving van titels, bindteksten, identificatie­kaartjes, bewegwijzering, brochures en zoveel meer. Vanaf maart 1999 werd het definitieve tentoonstellingsvoorstel  door mij opgemaakt en voorgelegd aan het we­tenschappelijk comité. Vervolgens werd de definitieve planning opgemaakt. Vanaf dat moment werd niets nog aan het toeval overgelaten. 

De eigenlijke opbouw van een tentoonstelling van dit formaat vergt heel veel tijd. De start van de infrastructuur­werken is voorzien op 30 augustus 1999. Zeven weken lang zal er getimmerd worden, geschilderd, zullen er electrici­teitsvoorzieningen worden geplaatst, tapijt gelegd en ten­toonstellingsmeubilair geïnstalleerd. Tegen 17 oktober zou de hele klus geklaard moeten zijn, om gedurende 3 weken uitsluitend de presentatie en de scenografie te verzorgen. De begeleiders van de bruiklenen worden ontvangen en bijgestaan bij het uitpakken van de precieuse stukken. We passen de belichting en klimatisatie aan. Er komen handschoenen, luxmeters, hygrometers, temperatuurme­ters ... aan te pas. Nu al weten we dat we wekenlang avond- en weekendwerk zullen verrichten, maar vooral teamwerk. 

En eigenlijk begint het pas op 6 november. 

Maaike Van Hoecke

Foto: Saskia Vanderstichele

Een nieuwe stafmedewerker voor de VMV

Even voorstellen ... 

Na de onverwachte verdwijning van Marijke Wienen als manusje-van-alles van de VMV, bleef de raad van beheer niet bij de pakken zitten en zorgde voor een vlugge en vlotte opvolging zodat de nieuwe stafmedewerker reeds op 1 februari 1999 aan de slag kon. 

Na een korte maar goed doordachte selectie viel de keuze op Maaike Van Hoecke, bij wie de beheerraad eenzelfde gedrevenheid en dynamiek kon vaststellen als bij haar voorgangster. Deze jonge kracht studeerde Sociale en Culturele Agogiek aan de VUB, waar ze in 1998 de graad van licentiaat ver­wierf met als scriptie "De educatieve rol van etnogra­fische musea". Ook in haar vrije tijd vertoont Maaike een sterke interesse voor alles wat reilt en zeilt bin­nen onze musea. 

Wij wensen de nieuwe staf­medewerker veel succes toe. Het inwerken in een nieuwe en soms veelzijdige materie vergt weliswaar enige aan­passing, maar we zijn er van overtuigd dat Maaike Van Hoecke vlug het dynamische aanspreekpunt van de Vlaamse Museumvereniging zal worden. 

Toekomstopties voor heemkundige musea: een utopie?

Eén van de bedenkingen die de Koning Boudewijnstichting formuleerde tijdens de evaluatie van de eerste resultaten van de campagne Museum en Samenleving, richt zich specifiek op de nood om te komen tol een bezinning over de ontwikkeling van heemkundige musea. Hiermee bevestigen zij een analyse die het Verbond voor Heemkunde in 1997 maakte. 

De Vlaamse heemkundige musea zijn zeer verscheiden van aard en omvang. Sommige bezitten slechts enkele tientallen stukken, terwijl andere een haast onoverzich­telijk depot verzameld hebben. Bij zowat alle musea die het lokaal historisch erfgoed willen bewaren, stelt zich het probleem dat ze binnen het kader van het nieuwe museumdecreet geen erkenning kunnen bekomen. Bij de enkele heemkundige musea waar de museale basistaken geen probleem stellen, kan men dan autonoom niet voldoen aan de decretale personeelsopties. Dat het Essense Karrenmuseum zich in een samenwerkingsverband met het Openluchtmuseum Bokrijk kan profileren is een unicum dat in eerste instantie te maken heeft met de desinteresse van andere heemkundige musea in de regio en dat in de tweede plaats mogelijk werd door hun themagebonden specialisatie die ook Bokrijk ten goede kan komen. 

Vrijwel alle heemkundige musea blijken met dezelfde pro­blemen te worstelen. De meeste vrijwilligers die in de wer­king van die musea betrokken zijn, hebben evenwel niet het gevoel dat men met belangrijke problemen te kampen heeft, tenzij het gaat om plaatsgebrek. Dat is inherent aan hun uitgangspunt, namelijk zoveel mogelijk oude dingen uit de lokale of regionale leefgemeenschap redden voor het nageslacht, en zeker niet ten kwade te duiden. Alleen geeft dat wel een zeer typisch resultaat, namelijk dat men in zowat alle heemkundige musea dezelfde zaken kan be­kijken, beter of slechter gepresenteerd. Met de gewone beheerstaken achter de rug, blijft er voor de modale vrijwilliger geen tijd meer over om aan andere ontsluitingsop­ties te denken. Deze zijn legio en noodzakelijk om als vol­waardige culturele actor een rol te kunnen vervullen. De kernwoorden daarbij zijn netwerkvorming, specialisa­tie, contextualisering en een gedegen educatieve en cultuurtoeristische ontsluiting. 

Elk jaar zijn er in Vlaanderen wel ergens enthousiaste vrij­willigers te vinden die met een nieuw heemkundig muse­um willen starten. Bij de nieuwe lichting vinden we zowel de oude algemene verzamelwoede als de thematische aan­pak terug. Deze laatste verwatert evenwel zeer snel wan­neer blijkt dat er onvoldoende materiaal gemakkelijk be­schikbaar is. 

Het voortbestaan van heemkundige musea is eveneens een probleem dat dikwijls samenhangt met de werking van de lokale heemkundige kring. Daarbij kan het overlijden van één van de bruikleengevers-verzamelaars ook de dood­steek voor het museum betekenen. 

Gezien het feit dat in vele kleinere heemkundige musea de vergrijzing alomtegenwoordig is, dreigt het probleem van het Poppelse heemkundig museum Te Hooi en Te Gras herhaald te worden. Het voornamelijk uit landbouwalaam bestaand museum werd enkele jaren geleden volledig ver­kocht aan Nederlandse opkopers na het overlijden van de stichter-voorzitter. 

Ondanks de problemen zit er heel wat potentie, zeker op lokaal toeristisch en educatief vlak, in de heemkundige musea. Alleen is het grote probleem dat de beschikbare vrijwilligers, als ze over de wil beschikken, nog niet over de middelen en de kennis beschikken om dat op een gedegen manier uit te werken. Daarom is de bedenking van de Koning Boudewijnstichting, dat er nood is aan een ruim debat over de ontwikkeling van de kleinschalige musea, zeer terecht indien hier een haalbaar ontwikkelingsplan aan gekoppeld kan worden. Verschillende heemkundige musea hebben de boodschap reeds begrepen en willen zich hervormen tot meer leefbare en maatschappelijk be­ter geïntegreerde culturele actoren. Hun plannen worden evenwel gefnuikt door het feit dat ze omschakeling finan­cieel niet aankunnen. Daardoor worden ze noodgedwon­gen verplicht om in het oude folklorestraatje te blijven rondhangen, wat bij goede ideeën zeer spijtig is en tevens demotiverend werkt. 

Praktisch

Een volledige analyse van de heemkundige museumproblematiek kan men lezen in de verslagbundel van het colloquium "Heem- en volkskundige museumparken of regionale netwerken van kleinere heemmusea", te bestellen bij het Verbond voor Heemkunde vzw, Kerkstraat 17, 2970 's-Gravenwezel. 

Provinciaal museumconsulentschap Oost-Vlaanderen, raad en bijstand voor de musea, op maat en in de buurt

Waarom provinciale museumconsulenten ?

Alle musea hebben dezelfde noden: meer geld, meer des­kundigheid, meer degelijke opleidingen en meer overleg. Net zo min als de kleine musea kunnen de middelgrote al­les weten of alles in eigen beheer uitvoeren. Het is nuttig dat iemand in de buurt is waarbij men terecht kan met de meest uiteenlopende vragen over museumwerk, iemand die kan doorverwijzen naar specialisten, iemand die tech­nische hulp geeft of mogelijkheden aanreikt voor vorming. Of algemeen gesteld: iemand die de musea ondersteunt bij het realiseren van een goed en aantrekkelijk product. Die iemand is de provinciale museumconsulent. De Provincie Oost-Vlaanderen was de eerste om een museumconsulent in dienst te nemen. Nadien volgden de Vlaamse Gemeenschap en de andere provincies. 

De Vlaamse Gemeenschap en de provincie Oost-Vlaan­deren hebben afspraken gemaakt om samen de musea te ondersteunen met als doel de kwaliteit van het museu­maanbod te verbeteren, de uitstraling van de musea in hun regio te vergroten en de professionaliteit van de mu­seumwerking te bevorderen. De provinciale museumcon­sulenten richten zich zowel tot de erkende als de niet-er­kende musea op het grondgebied van de provincie. Zij ad­viseren, informeren, begeleiden, bemiddelen en verzorgen opleiding en vorming. In samenspraak met de Vlaamse Gemeenschap worden de taken zo verdeeld dat de provin­ciale consulenten instaan voor de basiszorg en de regio­nale ondersteuning en de Vlaamse consulenten voor de specialistische zorg en de landelijke ondersteuning. 

Museumkoffer 'sleuteltje in het museum', De bruisende ploeg van het Oost-Vlaamse museumconsulentschap

Links: Museumkoffer 'sleuteltje in het museum' 

Rechts: De bruisende ploeg van het Oost-Vlaamse museumconsulentschap

Foto's: Freddy Moerman 

Wat doen de Oost-Vlaamse museumconsulenten voor u?

Adviseren, begeleiden en informeren 

Musea die vragen hebben over museumwerking in al zijn aspecten of over erkenningsaanvragen en subsidiëring, kunnen terecht bij de provinciale museumconsulenten. Voor heel specifieke problemen kunnen de consulenten ook doorverwijzen naar gespecialiseerde adviseurs zoals bv. de Vlaamse consulenten. Voor wie een museuminitia­tief wil opstarten, stelden de Oost-Vlaamse museumconsulenten de "richtlijnen i.v.m. het opstarten van een museum" op. 

Materieel en logistiek ondersteunen

Musea die een tentoonstelling willen opzetten maar geen of onvoldoende geschikt materiaal hebben, kunnen terecht bij de uitleendienst voor musea. Het materiaal is uiteraard aangepast aan de specifieke eisen en noden van de museumsector, vooral op gebied van conservatie en presentatie. Er zijn vitrines, wissellijsten, modelpoppen, display-materiaal en een afspeel unit voor video's. Er is ook meetapparatuur voor licht en klimaat en klimaatbeheer­singsapparatuur ter beschikking. 

Musea die op zoek zijn naar informatie over materialen, instellingen en bedrijven kunnen de gespecialiseerde handbibliotheek en gegevensbank van het consulentschap raadplegen. Dit kan in het Provinciaal Administratief Centrum. Ook via de museumbrief verspreiden de consu­lenten informatie. 

Opleiden, dus ook kennismaken 

De provinciale museumconsulenten organiseren studieda­gen, basiscursussen, vormingsacties en gerichte trainings­initiatieven met als doel de deskundigheid van het museumpersoneel te vergroten. Op deze manier willen ze vooral de regionale functie van de musea stimuleren en/of tegemoet komen aan acute noden. Met andere woorden, het ondersteunen van de verantwoordelijkheid om vanuit de museale werking de maatschappelijke wisselwerking (stads-, en regio-ontwikkeling, toerisme, onderwijs en andere culturele actoren) in de provincie te bevorderen. Zo organiseerde de provincie Oost-Vlaanderen als eerste een opleiding voor suppoosten.

Opleiden is tweerichtingsverkeer: het verzorgen van vorming versterkt ook de band tussen de museumconsulent en de museummedewerkers. De consulenten leren de musea telkens vanuit een andere invalshoek kennen en krijgen op deze vormingsmomenten een goed beeld van de diverse noden. Deze kennis is essentieel voor een doeltreffende werking van het provinciaal museumconsulentschap en voor het vervullen van de schakelfunctie i.v.m. de museumwerking in de regio.

Coördineren

De provinciale museumconsulenten hebben de opdracht om het museumbeleid van de Vlaamse Gemeenschap en vooral van de Provincie Oost-Vlaanderen af te stemmen op de praktijk. Hiervoor organiseren ze rondetafelgesprekken, infodagen en bezoeken. Op die manier houden ze voeling met de sector en kunnen ze tegelijk informatie doorgeven naar de musea. Bovendien dragen de consulenten zo bij tot de invoering van nieuwe evoluties in het denken over de maatschappelijke functie van een museum. Musea die willen samenwerken op welk vlak dan ook, kunnen daarvoor de consulenten aanspreken. Zij helpen dan bij het opzetten van een overlegstructuur voor museummedewerkers.

Promoten en sensibiliseren

Het provinciaal museumconsulentschap wil de Oost-Vlaamse musea promoten en het publiek sensibiliseren voor musea en museumwerk. Bij dergelijke acties wordt telkens samengewerkt met een aantal musea, maar ook met andere actoren zoals onderwijs, toerisme enz. Deze werkwijze stimuleert de regionale functie van de musea en brengt de musea en de andere actoren zoals onderwijs en toerisme dichter bij elkaar. Op dit ogenblik lopen er twee dergelijke projecten. Het ene om jongeren meer en vooral ook actiever te betrekken bij de musea en een tweede om onderwijs en musea dichter bij elkaar te brengen via de lerarenopleiding. Andere realisaties van het Oost-Vlaamse museumconsulentschap op het vlak van publiekswerking zijn: de promotiestand voor en over Oost-Vlaamse musea, de 'Museumwijzer', een gids voor de Oost-Vlaamse musea en drie leskoffers voor het lager onderwijs, de kunstkoffers 'Kleurenkriebels' en 'Gezicht in zicht' en de museumkoffer 'Sleuteltje in het museum'.

Zondag 2 mei: musea mooi meegenomen

Onder het motto 'Musea Mooi Meegenomen' zetten op 2 mei 120 musea in Brussel en Vlaanderen 1nm deuren wagenwijd open. Een uitgelezen kans om zich te laten verrassen door dat éne museum waar men altijd al eens had willen binnenstappen, of door dat éne bizarre museum waar men nog nooit eerder van had gehoord. Meteen betekent deze Museumdag de start voor een bijzondere museummaand: in Gent opent het S.M.A.K. en in Antwerpen gaat het Van Dyck-jaar van start. 

Museumdag 

De Museumdag is een jaarlijks internationaal gebeuren dat, wat Brussel en Vlaanderen betreft, dit jaar plaats vindt op zondag 2 mei. Niet minder dan 120 musea zijn die dag gratis toegankelijk. Het uitgebreide aanbod omvat historische, heemkundige en kunstmusea, van groot naar klein en van oost naar west, door alle provincies heen. 

Op deze dag kan men meer dan alleen het rijke traditionele patrimonium bezichtigen: een groot deel van de musea zet speciaal voor die dag nieuwe en interessante collecties of presentaties in de kijker. 

Musea en publiek 

De jaarlijks terugkerende mega-tentoonstellingen worden door vele duizenden bezocht. 

Dat ook de gewone museumwerking de moeite loont, wordt echter wel eens over het hoofd gezien. 

De Museumdag is alvast een mooi meegenomen gelegen­heid om hier iets aan te doen. De meeste Vlaamse en Brusselse musea zijn zich immers bewust van de steeds wijzigende behoeften van de museumbezoeker. Nieuwe media, verbeterde rondleidingen, intrigerende educatieve initiatieven... tal van instrumenten hanteren zij om aan deze vereisten te voldoen. Inspanningen waarmee men vooral ook een nieuw publiek wenst aan te trekken. 

Museumtrips 

En de Vlaamse en Brusselse musea gaan nog een stapje verder. Tijdens de Museumdag zijn er namelijk 6 'museum­trips', waarbij groepjes van telkens vijftig personen recente, speciale projecten kunnen bezoeken. Per provincie werden uit de ingediende projecten twee voorstellen geselecteerd: vernieuwende projecten die betrekking hebben op de collecties maar tevens op museumfuncties als depot, registratie, conservatie enz. Projecten ook waarvan de museummedewerkers graag willen weten wat de museumbezoeker en/of -professional ervan denkt. Om aan deze wens tegemoet te komen wordt de museumtrip met een debat afgesloten. Zo krijgt men een beeld van wat museumbezoekers en -medewerkers na een dag samen optrekken elkaar hebben opgestoken. 

Japans theehuis

BRUSSEL: Het Japanse Theehuis verhuist

In 1989 schonk de Japanse School voor Theeceremonieën Urasenke naar aanleiding van Europalia Japan het Jubelpark­museum (KMKG) een authen­tiek theehuis. Kosten noch moeite werden gespaard. Het waren Japanse timmerlieden die het theehuis kwamen installe­ren en bij de eerste traditionele theeceremonie die Urasenke er hield, was niemand minder dan de keizerlijke kroonprins aan­wezig. Tot op de dag van van­daag demonstreren Japanse boeddhisten er een keer per maand de kunst van het thee­zetten volgend de 16e-eeuwse Chadoprincipes. In september moet het theehuis echter plaats maken voor een permanente zaal Islamitische Kunst, een col­lectie die nu in de reserves zit. Bedoeling is de volledige Ja­panse collectie, samen met het theehuis, onder te brengen in een nieuw Museum voor Japan­se Kunst achter het Chinees Paviljoen, onder de schaduw van de Japanse Toren in Laken. Over wanneer het nieuwe museum zou opengaan, kan nog geen uitsluitsel worden gegeven. Gehoopt wordt dat het theehuis al in 2000 op zijn nieuwe be­stemming heropgebouwd kan worden. Tot dan wordt het on­herroepelijk ingepakt. Wie nog deze eeuw een traditionele Japanse theeceremonie wil bij­wonen, kan dat tot en met juni elke 3de zondag van de maand, telkens van 14u tot 16u in het Jubelparkmuseum in Brussel. Deelname is gratis (enkel de toe­gang tot het museum moet wor­den betaald) en er hoeft niet ge­reserveerd te worden. 

Zaalgezicht op de nieuwe opstelling

Zaalgezicht op de nieuwe opstelling 

Foto: Gallo-Romeins Museum, Tongeren

LIMBURG: Provinciaal Gallo• Romeins Museum van Tongeren

In het Provinciaal Gallo-Romeins Museum van Tongeren staan grote veranderingen op til. Vanaf juli krijgt de vaste collec­tie een nieuwe presentatie. De prehistorie, de Gallo-Romeinse en de Merovingische periode zullen op een nieuwe manier worden ingeleid. Aan de hand van maquettes, replica's, afbeel­dingen en decors wordt de leef­wereld van de behandelde tijds­perioden geënsceneerd. 

De beeldende kunstenaar en theaterdecorbouwer Jan Ros (NL) tekende voor het ontwerp. Daarnaast wordt ook "Leven in een Gallo-Romeinse Stad" herin­gericht. Zo wordt ondermeer een recent opgegraven Romeinse kelder in de collectie geïntegreerd. Verder wordt over de mozaïek uit de Hondstraat een constructie in glas gespan­nen zodat bezoekers er nu let­terlijk over zullen kunnen lopen. Met de nieuwe opstelling wil het Gallo-Romeins Museum de bezoeker nog meer dan voor­heen uitnodigen om op avon­tuur te gaan in de publiekscol­lectie. 

Gerhard Richter, 'Pyramide', 1996. Olieverf op doek,

Gerhard Richter, Pyramide, 1996. Olieverf op doek, 190 x 240 cm. S.M.A.K.  

Foto: Dirk Pauwels 

OOST-VLAANDEREN: S.M.A.K., Gent

De Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst schenkt haar hele collectie aan het nieu­we S.M.A.K., Stedelijk Museum voor Hedendaagse Kunst. Het gaat om 85 kunstwerken, waar­van de gezamenlijke waarde op meer dan honderd miljoen ge­schat wordt. Onder de toppers behoren onder andere 'Sixtyseventh Copper Cardinal' van Carl André, de bekende Marilyn Monroeportretten van Andy Warhol, 'Miroir d' époque regency' van Marcel Broodthaers en 'Pyramide' van Gerhard Richter. De Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst koopt al ja­ren kunstwerken van nog leven­de kunstenaars aan. Tot nog toe gaf ze die altijd in bruikleen aan het Gentse museum. Van schen­ken kon geen sprake zijn, zo­lang er geen behoorlijk museum was. Met het S.M.A.K., dat in mei opengaat, heeft de collectie nu een definitief onderdak ge­vonden. 

Albrecht Bouts, 'De Geseling'  'De Cavalerie', Dubbelpaneel

Albrecht Bouts, De Geseling, De Cavalerie, Dubbelpaneel 

Foto: Stedelijke musea Leuven 

VLAAMS-BRABANT: Stedelijke Musea Leuven

In maart verklaarde de Leuvense gemeenteraad zich principieel akkoord met een jaarlijks terug­kerende week waarin de Stede­lijke Musea, museum Vander Kelen-Mertens en de Schatka­mer van Sint-Pieter, voor ieder­een gratis toegankelijk zijn. Dit jaar wordt deze week gekop­peld aan de Internationale Museumdag op 2 mei e.k. Deze gelegenheid grijpen de Leuven­se Musea aan om de recente aankopen van enkele Vlaamse Primitieven aan het grote pu­bliek voor te stellen: De Passie van Christus van een onbekende Vlaamse meester en twee sa­menhorende paneeltjes uit het atelier van Albrecht Bouts, de Geseling en de Cavalerie. Met het verwerven van deze schilde­rijen werd een fundamentele stap gezet in de profilering van de Stedelijke Musea Leuven rond de Vlaamse primitieven. Dat de werken tijdens de week van 27 april tot 2 mei worden tentoongesteld, is vooral voor de Geseling en de Cavalerie vrij bijzonder. Na deze week ver­dwijnen ze immers enkele maanden achter de schermen voor grondige restauratie. 

Stichting George Grard

Foto: Hugo Maertens, Brugge

WEST-VLAANDEREN: Stichting Georges Grard

George Grard wordt beschouwd als één van de belangrijkste fi­guratieve Belgische beeldhouw­werkers van deze eeuw. Heel zijn leven bleef deze kunstenaar trouw aan één thema: het vrou­welijk naakt. Zijn monumentale bronzen vrouwenfiguren wer­den blikvangers op pleinen en parken van vele Belgische ste­den. Om het grote nalatenschap dat hij na zijn dood achterliet te kunnen conserveren en expose­ren, werd in 1994 ter gelegen­heid van de tiende verjaardag van het overlijden van de beeld­houwer de Stichting George Grard opgericht. Die kocht een hoeve in Gijverinkhove, een klein dorp in de Westhoek, op 10 kilometer van Watou. Sinds 1996 biedt de hoeve onderdak aan het museum, het archief en de bronsgieterij. 

De Stichting wil meer dan alleen het werk van Grard samenbren­gen. Ze wil de bezoeker een in­zicht geven in hoe Grard vormen langzaam liet rijpen tot ze zijn strenge oordeel konden door­staan. Zo kan het publiek het creatie van De Waternimf (Doornik), De Kwartel (Kortrijk) of De Zee (Oostende) stap voor stap volgen: vanaf de allereerste kleine schetsen in gedroogde klei of gips over herverwerkin­gen op groter formaat tot het definitieve beeld van soms 3 tot 4 meter groot. Naast het creatie­ve proces geeft de Stichting met een fotoreportage ook een kijk op de technische aspecten van het brons gieten met de verlo­ren-was-techniek. Onder begelei­ding kunnen groepen ook de ateliers van de bronsgieterij be­zoeken. 

Download hier de pdf

Museum katern 1999.2.pdf