Het debat verliep in het Stedelijk Museum "Het Toreke" in Tienen. De moderator was de heer Aerts en in hel museumpanel zetelde Peter Keil, Tienen, Staf Thomas, Tienen, Véronique Vandekerckhove, Leuven en Egide Rabau, Provincie Vlaams Brabant.
De moderator start het debat met de open vraag om een reactie op de locatiebezoeken aan het Stedelijk Museum Vander Kelen-Mertens in Leuven en aan het Stedelijk Museum "Het Toreke " in Tienen.
Daar de vraagstelling weinig concreet is, reageert het publiek langzaam. Meningen over de video "preventieve conservatie", over de presentatie in het Stedelijk Museum Leuven, bijvoorbeeld een mening over de stijlkamers of over de archeologische collectie, over het samengaan van stijlkamers en een tijdelijke hedendaagse kunsttentoonstelling in hetzelfde museum ... , opmerkingen over de verbouwing van Het Toreke, bijvoorbeeld over de permanente camerabewaking ... worden niet uitgesproken.
Uit het publiek komen wel de volgende vragen en stellingen over beide musea.
"Beide musea zijn niet te vergelijken: Leuven geeft de geschiedenis van de burgerij weer en Tienen die van de kleine man."
Leuven biedt meer oudere objecten en het verhaal wordt daar verteld vanuit de objecten. In Tienen wordt het verhaal verteld vanuit het patrimonium en het is inderdaad een verhaal over hoe de Tienenaars leefden, feestten, bidden ... en dat wijkt af van Leuven en andere musea.
"Wordt in de presentatie van Tienen voldoende rekening gehouden met de leidinggevende klasse, die zeker afweek van de gewone volksmens, en door de Franse cultuur was geïnspireerd, of met andere woorden: de 'Franskiljons'?"
Het gaat in Tienen niet om het verhaal van één klasse. Het gaat om heel Tienen, dus ook over de middenstand, met aandacht voor de Rederijkers, en de hogere klassen.
Deze vraag wordt uitgebreid naar meertaligheid in de museumpresentatie.
Overigens moet de cultuur in Tienen, door de nabijheid van de taalgrens, rekening houden met een meertaligheid. Ook Wallonië, Waals-Brabant, kan een markt zijn voor het museum. De meertaligheid in het museum is evenwel administratief geen evidentie. Meertaligheid in de presentatie wordt bovendien door de kosten tegengehouden. Indien bijvoorbeeld de teksten van de touchscreens in het Nederlands én het Frans beschikbaar waren, betekende dit een meerkost van 500.000 frank bij de ontwikkeling.
Citaten van buitenlanders over Tienen, worden toch wel in de oorspronkelijke taal weergegeven. Een weinig vleiend Engels citaat bijvoorbeeld dat nochtans typerend is voor de indruk van ''achteruitgang" die Tienen reeds twee eeuwen kenmerkt.
In het Leuvens museum zijn de identificatieplaatjes uitsluitend in het Nederlands. Meertalige plaatjes zijn te groot. In september verschijnt evenwel een museumgids in 4 talen. De Bouts-expositie had een wandelgids in 4 talen; de historische salons een boekje in 3 talen en de SintPieterskerk een gids in 4 talen.
Het publiek gaat hier niet verder op in. Naar aanleiding van de eerder genoemde citaten drukt nog iemand uit het publiek zijn twijfel uit over de objectiviteit van dergelijke uitspraken.
Maar het publiek snijdt zelf een ander onderwerp aan.
"Bestaat het blijkbaar zeer gemotiveerde museumpersoneel uit vaste personeelsleden of uit vrijwilligers en hoeveel kost dit allemaal?"
Voor het museum in Tienen werken 59 mensen, met dien verstande dat het museum een stadsopdracht is en dat deze 59 mensen ook andere opdrachten uitvoeren zoals archeologische opgravingen en archiefwerk. Onder de personeelsleden zijn er statutaire ambtenaren, contractuelen, Gesko's en Smetbanen. De stad Tienen betaalt deze werknemers en er is een bijdrage van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij.
Het Museum in Leuven stelt 12 mensen te werk: vastbenoemden en contractuelen; de gidsen werken freelance; in het prentenkabinet werken vrijwilligers en bij de suppoosten werken ook gepensioneerden.
De archeologische activiteiten worden niet zo systematisch uitgeoefend als in Tienen. Er waren opgravingen in de stationsomgeving. Doorgaans wordt er ingegrepen waar nodig. Bij opgravingen stelt de Dienst Openbare Werken arbeiders ter beschikking en er is medewerking van de KUL. Egide Rabau stelt bovendien de medewerking van een archeoloog in het vooruitzicht. Binnenkort wordt die aangeworven door de Provincie Vlaams-Brabant.
Noch door de moderator, noch door het panel, noch door het publiek wordt verder ingegaan op de werkgelegenheid in musea. De centen blijven evenwel in de aandacht.
"In Tienen gaat het om een investering van pakweg 87 miljoen. Zijn er voldoende bezoekers om deze investering te verantwoorden? Moet Tienen zo een groot museum hebben?"
Het gaat niet om de bezoekersaantallen, maar om de zorg het erfgoed in stand te houden. Het publiek neemt vrede met dit antwoord. De moderator gaat er ook niet verder op in. Het financiële aspect blijft evenwel binnen de aandacht van het publiek. Ook de volgende publieksvraag wordt gesteld vanuit een zorg om de centen.
"Het Stedelijk Museum in Leuven manifesteert zich met Bouts en de Vlaamse Primitieven. Zou het niet goed zijn om de rest van de collectie af te stoten wegens te weinig homogeen?"
De vraag wordt door het panel geïnterpreteerd als een pleidooi voor gespecialiseerde musea. Om te verhelpen aan een te gedifferentieerd en normenloos museumlandschap werd in 1997 het Museumdecreet goedgekeurd. Het heeft tot doel musea te erkennen op verschillende niveaus, samenwerkingsverbanden te stimuleren in een regio. Een Commissie van Erkenning zal ook theoretisch bouwwerk verrichten.