Met dit tafereel, 'De Dood van Onze-Lieve-Vrouw', maken wij kennis met de meest boeiende schilder in de reeks van de zogenaamde Vlaamse Primitieven.
Rond het sterfbed van Maria zijn de twaalf apostelen geschaard. Dikwijls werd dit thema in de middeleeuwse voorstellingen behandeld. Niet de authentieke evangeliën doch andere bijbelse geschriften vertellen hoe de apostelen op geheime wijze werden verwittigd dat de moeder van Christus op sterven lag. Wonderlijk kwamen zij bijtijds om het inslapen van Maria bij te wonen. Daar staat Petrus, in het wit. Als hoofd van de apostelen leidt hij het ritueel van de stervenden. Hij draagt de gekruiste stool op het koorhemd en neemt de kaars uit de handen van Sint-Thomas. Men ziet hoe deze laatste de kaarsvlam eventjes met de hand tegen de tocht beschermt.
Die Sint-Thomas is geen onbekende figuur in het oeuvre van Van der Goes. Die bonkige oude man, met zijn verwilderd haar en lange baard, komt ook voor in het beroemdste werk van meester Hugo: het groots altaarretabel van Thomas Portinari, dat in het Uffizi-Museum te Firenze bewaard wordt en er de Vlaamse schilderkunst voortreffelijk vertegenwoordigt.
Onder de apostelen kunnen er nog een paar figuren worden geïdentificeerd. Aldus de liefdevolle Sint-Jan, gebogen op het sterfbed, ter rechterzijde van Onze-Lieve-Vrouw. Hij is de jongste gezel en traditioneel in het rood gekleed. Naast hem staat Jacob de Mindere met de eerbiedig geheven handen en gestrekte vingeren. Hij neigt het hoofd achterover als had hij het voorgevoel van een visioen.
Plots breekt een lichtkrans de geslotenheid van de sterfkamer: Christus verschijnt in het verhemelte, omringd van engelen. De zoon komt de moeder halen om haar in het Rijk Gods op te nemen. Aandoenlijk zacht is, in de witte sluier, het doodsbleke gelaat van Onze-Lieve-Vrouw. Het blanke hoofdkussen belicht als het ware het beslissende moment van het droevige gebeuren. Maar het liturgisch gebed en het hagelwit gewaad van Sint-Pieter brengen troost: zinrijke inhoud van het drama en plastische tegenhanger, vlak in het midden van het compositie. Deze twee witte vlekkeft gebonden door het lichtblauw kleed van de stervende vrouw, vormen de kern, waartegen aanleunen aan beide kanten, de apostelfiguren. Hier nu gaan de kleuren aan het trillen in deze twee driehoekvormi-ge opstellingen.
Hugo Van der Goes gebruikt een heel ander palet dan de andere vijftiende-eeuwse schilders. Bij Jan van Eyck, Rogier Van der Weyden of Gerard David schitteren in hun volle pracht de hoofdkleuren, het rood, het blauw, het groen. Bij van der Goes integendeel is geen enkele kleur werkelijk frank. Het zijn eindeloze schakeringen die de stemming van zijn gemoed weergeven. Bijvoorbeeld het blauw dat zacht is en helder in de tuniek van de leerling op de voorgrond, wordt in de beddesprei een gezochte grijsachtige toon die een gure indruk veroorzaakt. Hoe meesterlijk dan de verfijnde rode en roze tonen het blauw ondersteunen! In verband met de Dood van Maria vernoemen de kunsthistorici steeds twee meesterwerken van Van der Goes die er nauw aan verwant zijn : het 'Portinari-altaarstuk' van Firenze en de Berlijnse 'Aanbidding der Herders'. Compositie en kleur vertonen in die werken dezelfde eigenschappen, doch ook en vooral de personages zijn uit dezelfde geestessfeer ontstaan. De zo realistische en daardoor beroemde herdersfiguren die, in voornoemde werken, uit de nacht opdagen en bevreesd maar hoopvol komen knielen voor het schamele pasgeboren kind, het zijn omzeggens dezelfde volkstypes die hier als apostelen optreden. Hugo Van der Goes leerde ze in de Gentse volksstegen kennen. Hoe meer men met zijn oeuvre in voeling geraakt, hoe meer men overtuigd wordt van zijn affiniteit met het kleine volk, met de miskenden. Te Gent heeft Van der Goes tijden beleefd van vreselijke sociale onlusten, wanneer het gemeen, de werkloze wollewevers in opstand kwamen. Misschien heeft Van der Goes zoveel afkeer gevoeld voor de heersende wantoestanden dat hij zijn omgeving ontvluchtte en, zoals men weet, naar het klooster trok. Of zocht hij genezing voor zijn overspannen zenuwen de bedaring van zijn onrustig temperament? Hoe dan ook, Hugo Van der Goes trad in 1478 als lekebroeder in het Augustijnerklooster van het Zoniënbos, genaamd het Rood Klooster.