In de collecties van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen (KMSKA), het Groeningemuseum in Brugge en het Museum voor Schone Kunsten in Gent (MSK) treft men een select aantal schilderijen dat gemaakt werd door gerenommeerde Italiaanse schilders. Ze verschillen danig van elkaar, zowel qua stijl, formaat, functie als thema. Elk heeft zijn kunsthistorische en esthetische waarde. Ze zijn uniek en onmisbaar en om die redenen werden ze gekwalificeerd als Vlaams Topstuk.
Van Fra Angelico tot Tintoretto - Italiaanse schilderijen op de Topstukkenlijst
Een Europees perspectief
Mocht je deze schilderijen van Fra Angelico, Antonello da Messina, Ambrosius Benson, Titiaan en Jacopo Tintoretto samenbrengen in een zaal, dan krijg je een kwalitatieve, maar heterogene en weinig samenhangende greep uit de Italiaanse schilderkunst. En toch vervullen ze een gemeenschappelijke rol binnen de collecties van de beherende musea en binnen het verhaal van de schilderkunst van de Nederlanden. Ze kaderen de schilderkunst van Van Eyck tot Rubens. Ze zijn de stille commentatoren. Ze zijn de buitenlandse referenties, de voorbeelden, of tegenvoorbeelden. Hun schilders waren invloedrijk en werden zelf beïnvloed. Ze contextualiseren de kunstproductie die hier het licht zag. En dat doen ze binnen een museale context op een efficiëntere manier dan vuistdikke studies. Zeker vanuit de optiek van de bezoeker.
In dat opzicht zijn weinig visuele ervaringen verhelderender dan het aanschouwen van het Portinari Altaarstuk van Hugo van der Goes (1440-1482) in de zaal gewijd aan Sandro Botticelli (1444/45-1510) in het Uffizi in Firenze. Terwijl in musea met grote collecties uit de Nederlanden en Italië de werken vaak fysiek ver van elkaar verwijderd zijn, zoals in het Louvre of in het Metropolitan Museum, en er van een dialoog of commentaar geen sprake is, is de shock in het Uffizi zeer voelbaar.
Bij benadering zet Sint-Romuald ontzegt keizer Otto III de toegang tot de kerk de werken van Van Eyck en Van der Weyden in een Europees perspectief binnen het KMSKA. Er bestaat consensus over het feit dat dit een schilderij van Fra Angelico (ca. 1395-1455) en zijn atelier is, het enige in Vlaamse collecties. Het is bescheiden van formaat en was ooit een stukje van het onderste deel van een altaarstuk gewijd aan de Thebaïde, of de levens van vroege monniken in de omgeving van Thebe. Het hoofdwerk ging verloren. De predella werd waarschijnlijk ontmanteld om een hogere totaalsom te bekomen. Vandaar zijn de andere onderdelen verspreid terug te vinden in Philadelphia, Cherbourg, Chantilly en in een privéverzameling. De verschillen met een tijdgenoot als Jan van Eyck (ca. 1390-1441) zijn manifest: temperatechniek, bladgoud, strakke compositie, summier uitgewerkt landschap, ander schilderkunstig temperament.
Kruisbestuiving
Het is geen geheim dat de schilderkunst uit de Bourgondische Nederlanden zowat een eeuw toonaangevend was en ze lange tijd de dominante kracht was binnen de Westerse schilderkunst. Tegen de zestiende eeuw was het schilderen met olieverf het meest gebruikte medium geworden. In Italië werden schilderijen van de zogenaamde Vlaamse primitieven met het grootste respect behandeld. Schilders zagen in dat ze met de temperatechniek, met een binding met eigeel, nooit het realisme en illusionisme van de schilders uit het noorden zouden kunnen benaderen. Een nieuw medium ging ook gepaard met een nieuwe manier van observeren, met oog voor de allerkleinste details. Het was een revolutie die zich op bijzonder korte tijd manifesteerde in interieurs en landschappen, portretten, trompe-l’oeil-effecten, de oppervlakken van stoffen en materialen en de nabootsing van de werking van het licht.
De Siciliaanse schilder Antonello da Messina (ca. 1430-1479) verwerkte als geen ander deze nieuwe kunst in zijn oeuvre. Het KMSKA bezit met de Kruisiging uit 1475 een van slechts een handvol gesigneerde en gedateerde schilderijen. Mogelijk kwam hij in aanraking met de schilderkunst uit de Nederlanden tijdens zijn verblijf aan het hof in Napels. Zijn Kruisiging schilderde hij laat in zijn carrière in Venetië. Men kan dit werk beschouwen als een synthese van zijn Zuid-Italiaanse roots, de nieuwlichterij uit het noorden en de Venetiaanse schilderkunst.
Men speculeerde lang dat Da Messina een reis naar de Bourgondische Nederlanden had ondernomen, maar daar bestaat geen enkel bewijs voor. Van Ambrosius Benson (ca. 1495-1550) daarentegen, die uit Lombardije afkomstig was, weten we dat hij naar Brugge trok. Van 1518 tot aan zijn dood in 1550 werk te hij in de roemruchte stad bij de Noordzee. Hij werkte en woonde een korte tijd bij Gerard David (ca. 1455-1523), vocht met de oudere meester een juridisch geschil uit en werd op 21 augustus 1519 vrijmeester. Men kan hem beschouwen als de voor die tijd belangrijkste portrettist van Brugge. Hij had uitstekende contacten in het buitenland, met name op het Iberisch schiereiland.
In de negentiende eeuw wist niemand meer wie Ambrosius Benson was. Kunsthistorici stelden toen een corpus samen van schilderijen waarvan ze meenden dat die gemaakt waren door een bepaalde schilder en zijn atelier. Het verband dat Georges Hulin de Loo in 1902 legde met twee gesigneerde schilderijen was cruciaal. De heilige familie met Johannes de Doper uit het Groeningemuseum in Brugge en Triptiek met de heilige Antonius van Padua uit de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel zijn tot op heden de enige gesigneerde schilderijen van Benson. Er is nog steeds weinig geweten over de schilder en de aan hem toegeschreven werken vormen een bonte verzameling met een wisselende kwaliteit. De invloed van het atelier, van zijn schilderende zonen en andere medewerkers, maar ook foutieve toeschrijvingen spelen hierin een rol.
Ambrosius Benson kwam dan wel naar de Nederlanden, maar hij verloochende daarbij zijn opleiding niet. Compositie en figuurtypes in De verheerlijking van de Heilige Maagd uit het KMSKA zijn schatplichtig aan Gerard David, Simon Bening en Van der Goes, maar alleen al het uitgesproken contrast tussen licht en donker in dit en in andere werken is een stilistisch kenmerk waarvan de oorsprong niet in de Nederlanden moet gezocht worden.
Vijf uitzonderlijke Italianen in goed gezelschap
Het uitbreiden en op punt stellen van de Topstukkenlijst is een continu proces. Daarom worden op advies van de Topstukkenraad geregeld externe opdrachten uitgeschreven om een overzicht van cultuurgoederen volgens periode, medium, enz. te krijgen. Dit resulteert in een gemotiveerde lijst met voorstellen, opgesteld door experten. De Topstukkenraad toetst vervolgens de voorstellen aan de criteria ‘zeldzaam en onmisbaar’ van het Topstukkendecreet en adviseert over de al dan niet opname van de voorgedragen cultuurgoederen in de Topstukkenlijst.
Uit de proeflijst ‘Vlaamse Primitieven 1350-1550’ werden in 2009 het Lam Gods en vier andere schilderijen van Jan Van Eyck opgenomen in de Topstukkenlijst, evenals werken van Hans Memling, Gerard David, Jan Provoost, Quinten Metsijs, Dirk Bouts, Hiëronymus Bosch en Rogier van der Weyden. Tussen deze en andere uitzonderlijke meesters, zoals Juan de Flandes, Hugo van der Goes, Barend van Orley en Jean Fouquet, zijn Fra Angelico, Antonello da Messina, Ambrosius Benson en Titiaan op hun plaats.
Het belang van de dialoog van de unieke Italiaanse schilderijen met de even onmisbare werken van bij ons blijkt ook uit de toevoeging eind 2014 van Tintoretto’s portret van Giovanni Paolo Cornaro aan de Topstukkenlijst, samen met andere topstukken uit de zestiende eeuw, waaronder Dulle Griet en Twaalf spreuken op borden van Pieter Bruegel.
Al deze werken maken deel uit van de collecties van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Musea Brugge, het MSK Gent en Museum Mayer van den Bergh en een tiental van hen worden bewaard in kerken verspreid in Vlaanderen.
Een aantal van deze topstukken in kerken namen deel aan Vlaamse Meesters in Situ van Openbaar Kunstbezit Vlaanderen. Verborgen parels zoals Taferelen uit het leven van de heilige Jozef (tweede helft vijftiende eeuw) in de Sint-Katharinakerk te Hoogstraten, De Nood Gods (ca. 1515) van de Meester van Frankfurt in de Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk te Watervliet en de Colibranttriptiek (1516) van Goossen van der Weyden werden dankzij het project onder de aandacht van een breder publiek gebracht.
Titiaan en TintorettoTITIAAN EN TINTORETTO
Twee schilders van het klassieke triumviraat van de zestiende-eeuwse Venetiaanse schilderkunst – Titiaan, Tintoretto, Veronese – zijn vertegenwoordigd in Vlaamse collecties. Het KMSKA hoedt over Titiaans Jacopo Pesaro door paus Alexander VI Borgia voorgesteld aan de heilige Petrus. Het MSK waakt over Jacopo Tintoretto’s Portret van de humanist Giovanni Paolo Cornaro. De Coronaro’s leverden verschillende dogen, kardinalen, krijgsheren, humanisten en intellectuelen. Giovanni Paolo laat in het schilderij van Tintoretto (1518/19-1594) zijn arm rusten op een vrouwenbeeld, wat verwijst naar zijn positie als collectioneur en liefhebber van de antieken.
Peter Paul Rubens (1577-1640) bewonderde geen enkele schilder meer dan Titiaan (ca. 1485/90-1576) en geen enkele schilder had dientengevolge meer invloed op zijn artistieke koers. Hij legde de hand op verschillende werken van Titiaan en gewiekst als hij was verkocht hij er ook. Vooral in Madrid en Londen kopieerde hij Titiaans aan een hels tempo. Hetzelfde geldt voor Antoon van Dyck, die volgens de inventaris van zijn bezittingen maar liefst negentien originele Titiaans bezat. Dat het KMSKA Titiaans vroege schilderij Jacopo Pesaro door paus Alexander VI Borgia voorgesteld aan de heilige Petrus bewaart is sowieso van groot belang, maar het stuk wint zo mogelijk nog aan betekenis binnen de optiek van het KMSKA als ‘Rubenstempel’. Meer zelfs, Van Dyck maakte een tekening van dit werk in zijn Italiaanse schetsboek (The British Museum, Londen). Op zijn beurt laat dit jeugdwerk ons toe om te peilen naar de invloed van Giovanni Bellini (actief 1459-1516) op de jonge Titiaan.
‘Invloed’ is geen evident begrip. Het kan om vingeroefeningen gaan, waarbij schildertechniek wordt aangeleerd. Is het een hommage of een blijk van eruditie, waarbij een schilder zijn kennis van de kunstgeschiedenis aantoont? Ambrosius Benson leerde Brugse modellen en composities kennen die hij vormgaf met zijn eigen schilderkunstige bagage. Rubens keek zeker op naar Titiaan, maar ook naar Rafaël en Caravaggio. Rubens kopieerde de meester uit Pieve di Cadoro, maar hij interpreteerde en emuleerde ook diens inventies en door het eigen schilderkundig idioom van de Antwerpse meester zien ze er uit als werken van Rubens zelf.
Da Messina’s De heilige Hiëronymus in zijn studeervertrek (ca. 1475, The National Gallery, Londen) is waarschijnlijk zijn beroemdste en meest bezongen schilderij, maar het is volstrekt ondenkbaar dat het gemaakt had kunnen zijn zonder het lichtende voorbeeld van Jan van Eyck. En toch is Da Messina’s verfbehandeling ver verwijderd van die van Van Eyck. Kunstenaars verhouden zich altijd tot het werk van andere kunstenaars. De dialoog met schilders van hier is wat deze uitzonderlijke Italiaanse schilderijen op de Topstukkenlijst nog uitzonderlijker maakt.