Het werk van Etienne Elias spreekt altijd direct aan door zijn fris en oorspronkelijk karakter. In het bijzonder in groepstentoonstellingen worden we onmiddellijk getroffen door de intense kleur- en vormgeving waarmee hij - sinds 1970 op klein formaat - zijn visie in beeld brengt. Alleen al door het formaat weet hij de kijker te verrassen. De laatste dertig jaar zijn we vooral met grote doeken, veelal van enorme afmetingen vertrouwd geraakt.
Daar tussen bewegen de werken van Elias zich als kleine juweeltjes, miniatuurprenten aan de wand. Ze functioneren als fixatiepunten of blikvangertjes, die de aandacht afleiden van datgene wat zich daarnaast afspeelt, van wat er gebeurt en leeft. Ze dwingen ons opnieuw te kijken, geconcen-treerder dan ooit en van dichtbij, zoals men dat ook nog wel eens doet ten aanzien van bepaalde paneelschilderijen van de Vlaamse Primitieven of Italiaanse schilders uit de vijftiende eeuw, waarmee ze in velerlei opzichten aanknopingspunten vertonen: zoals in het kleine zelfportret van 1970 bijvoorbeeld waar Etienne Elias voor zichzelf poseert zoals Jan de Candida voor Memling of Piero di Cosimo voor Botticelli. Ook de schilderwijze roept duidelijke herinneringen op aan deze vijftiende-eeuwse portretten.
Elk onderdeel is tot in de geringste details verzorgd. De lijn behoudt overal haar duidelijkheid, de vorm, zijn netheid en de kleur haar frisheid. Elk werk is een verzameling van scherp afgetekende elementen in de kleuren van de regenboog.
Hij heeft een bijzondere voorkeur voor ongemengde kleuren. Die veelkleurige indruk wordt nog aan zienlijk versterkt door de inbreng van de vele kleinere motieven. Deze maken wezenlijk deel uit van de fantasierijke thematiek, het zijn tevens tintelende kleuraccenten in een reeds zo kleurige omgeving: een huisnummerbordje, een alleenstaand vlaggetje, een banaal postkaartprentje, een vogeltje met of zonder kleurig takje in de bek, een staafje, een pijltje, een knalrood balletje, een schietschijf, een driehoekje, een cirkeltje of een vierkantje.
Niet zomaar lukraak gekozen of verspreid, doch kieskeurig gedoseerd en geschikt, brengen het intense koloriet en die veelheid aan speelse elementen geenszins de zo noodzakelijke eenheid in het gedrang. De over het ganse beeldvlak los verspreide onderwerpen en motieven tasten nergens het subtiele verband aan. Door de richtinggevende functie verwijst elk motief naar een daaropvolgend of verder gelegen element, waardoor onze blik rustig over het ganse beeldvlak wordt geleid.
Elk onderdeel zit aldus vast aan onderliggende krachtlijnen, die zowat de onzichtbare structuur kunnen betekenen. Hierin speelt ook weer de kleur een belangrijke functie. Ze verhoogt niet alleen de stabiliteit van de afzonderlijke beeldelementen, zij draagt bovendien in grote mate bij tot het reveleren van die visuele orde. Etienne Elias is de kleurige verteller van gewone dingen, zonder dat hij de draad van het verhaal kwijtraakt. Doorweven met allerlei anachronismen en met vele illusionistische valstrikken worden het nooit erg ingewikkelde verhalen. Het kan een onschuldige idylle zijn of een gekend sprookje, een of ander gefantaseerd feit, een ingebeeld portret of kinderlijk-naïeve droom, evenwel nooit de meest vanzelfsprekende situaties, hoe realistisch de schilderwijze ook moge wezen.
Hij noemt zichzelf terecht een 'idealistisch' realist. Al zijn werken hebben slechts één grondthema gemeen: zijn liefde voor de natuur, voor het gras, de bloemen, de plantengroei, kortom voor alles wat leeft. 'De wereld van Elias', zo schreef Jasia Reichardt1, 'is zoals bij Rousseau, vervuld van beminnelijke charme en vrolijkheid, het is een wereld van onverstoorbare rust op een zalige, zomerse namiddag'. Elk werk is een ander paradijselijk toneel waarin de natuur of de landschappelijke omgeving wedijvert met onderwerpen, feiten of gebeurtenissen uit het mondaine grootstadsleven. Die eigenschap om natuur en cultuur, het landschap en de grootsteedse werkelijkheid te orkestreren geven aan zijn werken een vreemde dubbelzinnigheid.