Wanneer men over één of andere kunstuiting gaat praten of schrijven, dan heeft men al heel gauw - té gauw - de neiging het over stijl en stijlontwikkeling en zo te hebben. Men gaat etiketten plakken, men gaat indelen in vakjes, opbergen in kastjes en wegwijzertjes plaatsen van het éne kastje naar het andere. Maar in werkelijkheid bestaan die kastjes niet, er zijn alleen maar heel vloeiende overgangen; en in werkelijkheid bestaan ook die pijltjes niet in de betekenis van: lijnen langs dewelke de stijlontwikkeling zich zou hebben voltrokken.
Natuurlijk bestaat de stijlontwikkeling zelf wél, maar ze is nooit zo wetmatig en zo logisch-rechtlijnig verlopen als wij ze 'ter verduidelijking' graag vereenvoudigen. Maar - en dat wilden we eigenlijk zeggen - waar het eigenlijk om gaat, daar heeft dat allemaal weinig mee te maken. De vragen 'waarom maakt de mens dat ding dat we dan achteraf een kunstvoorwerp noemen?', 'waartoe heeft hij dat nodig?'... worden daar niet door beantwoord.
We wilden daarom ook, vooral nu we in deze O.K.V.-aflevering over gebruikskeramiek praten, wat minder gaan kijken naar zeg maar de vorm hoe en het waarom van die pot. En dan komt men eigenlijk bij heel simpele dingen terecht, bij blijkbaar heel vanzelfsprekende dingen. Maar men moet wel even stil willen zitten luisteren naar de stem van zo'n pot zelf. Men moet er wel wat schoolse wijsheid voor opzij schuiven en kijken met nieuwe verwondering en klare ogen.
Eigenlijk moeten we een beetje worden wat de 'eenzame reizigers' van Charles Baudelaire waren, want Baudelaire schreef het in 1855 wel een tikje gezwollen-romantisch neer, maar doorheen zijn beeldspraak komen we toch precies terecht bij het soort rechtstreeks en onbevangen 'ervaren' waar we het proberen over te hebben:
'Best geplaatst (voor dat soort onmiddellijk en onbevangen ervaren) zijn de eenzame reizigers die jarenlang diep in de wouden hebben geleefd, te midden duizelingwekkende weiden, zonder ander gezel dan hun geweer, beschouwend, ontledend, schrijvend. Geen schoolse sluier, geen universitaire paradox, geen pedagogische utopie staat tussen hen en de complexe waarheid in. Zij weten wat bewondering verdient, wat onsterfelijk is; zij kennen de onvermijdelijke relatie tussen vorm en functie.'