Huisillustrator Stien Van Kerckhoven tekent in elk tijdschrift haar antwoord op onze vraag: laat je inspireren door één zin uit een artikel. Ditmaal kiest ze voor een zin uit Curiosum - Archief van de verwondering.
Stien Van Kerckhoven, Curiosum, 2024
Het artikel over het Curiosum beschrijft het huis van een 19de eeuwse familie van verzamelaars, vandaag gerenoveerd als een museum waarin hun uitgebreide collectie tentoongesteld wordt. Tijdens het lezen botste ik op de zin:
“Een curiosum werd gezien als een manier om het heden en het verleden te delen met toekomstige generaties, maar het leed van de familie Janssens toont dat er altijd dingen kunnen verdwijnen, hoe hard je ze ook wil vasthouden.”
Elf kinderen kregen ze, in dat goed gevulde huis, en drie kinderen moesten ze weer afgeven. De dichotomie tussen het krampachtig bewaren en het moeten loslaten, die zo mooi in deze zin vervat zit, ken ik sinds het overlijden van mijn moeder maar al te goed. Iemand die sterft laat nabestaanden achter met een erfenis: soms gaat het om vastgoed, een som geld, wie weet zelfs schulden. Helaas niet zelden de aanleiding voor familieruzies, wanneer spreekwoordelijke rekeningen vereffend moeten. Gelukkig ben ik daarvan bespaard gebleven. Waar minder over gesproken wordt is de hele hoop spullen waartoe zij die achterblijven zich moeten verhouden, waarover beslist moet worden, vaak niet één keer maar herhaaldelijk, in elke grondige opruimbeurt, misschien wel een leven lang. Als iemand die altijd al nostalgisch van aard was, en meteen gehecht aan de meest banale voorwerpen, heb ik het daar behoorlijk lastig mee. Bovendien nam ik niet enkel afscheid van mijn moeder, maar ook van een versie van mijzelf, wat de lijst ‘spullen met emotionele lading’ alleen maar langer maakt. En zo vult mijn huis zich met stoelen die geen gewicht meer kunnen dragen, pannen waarmee niet langer verantwoord gekookt kan worden, en kleren waar ik niet meer in pas. Help!
Op het internet bieden in rouw gespecialiseerde opruimcoaches hun diensten aan. Ze raden aan te beginnen bij de gemakkelijkste prullaria omdat je zo een ‘besluitvaardigheidsspier’ traint die je in staat zal stellen uiteindelijk ook van de gevoeligere voorwerpen afstand te doen. Ik lees er ook een getuigenis van iemand die na afloop geprobeerd heeft nog alles terug te kopen in de kringwinkel, maar te laat kwam.
Ik ben zelf niet zo goed in het trainen van spieren en al helemaal niet van spieren die met opruimen te maken hebben. Maar ik voel wel dat het anders moet. Want je vindt eigenlijk zelden wat je zoekt in die objecten waar je jezelf mee blijft omringen: de ziel van diegene die je zo graag terug dichtbij zou vinden, leeft niet verder in die voorwerpen. Dat is dode materie, die licht en lucht opslorpt, en je verhindert om verder te gaan. Dat sentiment herken ik ook in het artikel: ‘Het grootste verschil tussen spullen opstapelen in je salon en door een museumcollectie dwalen, is dat je in dat museum niet ook moet wonen.’ Een beetje ontspullen, het zal mij waarschijnlijk toch geen kwaad doen.
En soms moéten mensen afstand doen van hun dierbare bezittingen, bijvoorbeeld bij een vlucht, of verhuis. In de Standaard schreef Bernard Dewulf ooit een column bij foto’s getrokken in de kelder van een woonzorgcentrum, waar in de coronacrisis de persoonlijke bezittingen van overleden bewoners gestockeerd werden. Al spaart het de nabestaanden werk uit, het is toch ook triest om te zien hoe weinig er overblijft van deze levens, die waarschijnlijk lang en goed gevuld waren. Het doet Bernard Dewulf mijmeren over zijn eigen levenseinde, waarvan we nu tragisch genoeg weten dat dat hetzelfde jaar nog zou volgen. Ik ben alleszins blij dat de Standaard geen getrainde opruimcoach heeft losgelaten op zijn ontroerende columns.