Parallel met veranderingen en omwentelingen op wetenschappelijk technologisch en politiek gebied is in het begin van deze eeuw het kubisme ontstaan. In deze revolutionaire tijd vloog Blériot over het Kanaal, ontwikkelde Einstein de relativiteitstheorie, werd de wereldkaart door de oorlog gewijzigd en brachten de gebeurtenissen in Rusland diepgaande sociale veranderingen tot stand. Met die radicale ommekeer in het leven ontstonden ook artistieke vernieuwingen als het expressionisme, het kubisme en het futurisme. De doorbraak van de mathematische geest in deze twintigste eeuw heeft zich in het kubisme geuit in een analytisch denken, een uiteenrafelen en hergroeperen van vormen dat voor de beeldhouwkunst nieuwe wegen zou openen.
Toen Archipenko in 1908 in Parijs aankwam, was de groep die aan het kubisme zijn stootkracht zou geven, de 'Section d'Or', nog niet tot stand gekomen. Dit zou pas in 1912 gebeuren, toen kunstenaars als J. Villon, Braque, Picasso, Duchamp-Villon, Gris, Kupka en anderen zich in deze internationale groep verenigden.
In zijn Parijse periode tussen 1910 en 1920 heeft Archipenko zijn belangrijkste werken gemaakt. Hij was een der eerste om een bevredigende sculpturale oplossing te vinden voor wat het kubisme in de schilderkunst had ontdekt: de gelijkwaardigheid van hoger en lager liggende partijen, van positieve en negatieve vormen en het zichtbaar maken van ruimte. Grondvormen als driehoek, bol, kegel en balk worden in het menselijk lichaam teruggevonden en in een harmonisch samenspel van lijnen en vlakken tot een nieuw geheel samengesteld.