Totnogtoe bleef de rol van de Belgische kunstenares Marthe Donas in het modernisme van de vorige eeuw wat onderbelicht. Een meeloopster of toch meer dan dat? Die onduidelijkheid wordt met de tentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten in Gent overtuigend van tafel geveegd. Donas stond wel degelijk in het brandpunt van de strijd voor een nieuwe kunstvorm: de abstractie.
Een verdiend huldebetoon - Marthe Donas in MSK Gent
Te lang een mytisch figuur
Peter J.H. Pauwels publiceerde vorig jaar een uitvoerige monografie over Marthe Donas. Hij is curator van de tentoonstelling en noemt Marthe Donas (1885-1967) een uitzonderlijke vrouw, wier artistieke loopbaan langs andere paden liep dan bij onze overige vroegste abstracten. “Er is natuurlijk de hele mythe die rond haar figuur gesponnen werd rond 1920. Er werd werk getoond van een zekere Tour Donas, een vreemde naam die soms ook een meer exotische vorm aannam: Tour d’Onasky. Over die kunstenaar wist men hoegenaamd niets, zelfs niet dat het om een vrouw ging. Mystificaties waren toen een courant gebruik, denk aan de pseudoniemen van Theo van Doesburg of van Marcel Duchamp.
De merkwaardigheid ligt hem in andere dingen. Vooreerst is ze een vrouw in een wereldje van macho’s en ja, ze heeft zich laten overtuigen om niet met haar vrouw-zijn te pronken. Ze signeerde dus zonder voornaam: Donas of Tour Donas. Rond 1920 geniet ze internationale bekendheid; daarin heeft ze een straat voorsprong op mensen zoals Jozef Peeters, Victor Servranckx of Felix De Boeck. En wat meer is, haar bekendheid gebeurt via Parijs en Berlijn. In die mate zelfs dat ze in haar geboortestad Antwerpen totaal onbekend is. Paul van Ostaijen oppert ergens dat ze wellicht uit Polen komt, maar toch zeker niet uit Antwerpen. Het is hoe dan ook een dame die goed weet wat netwerken is. De grote namen die wij in haar omgeving zien opduiken zijn toonaangevend voor de avant-garde en zij is een volwaardig medespeler.”
Archipenko, de mentor
Het pad van Marthe Donas liep niet over rozen. Haar prille belangstelling voor kunst werd gefnuikt door haar familie, uit de beter kringen van de Scheldestad. Maar Marthe is vastberaden, op het koppige af. Op de vlucht voor het oorlogsgeweld, belandt ze – via Nederland en Ierland – in Parijs, in Montparnasse, een smeltkroes van multinationaal talent. Het kubisme ontdekt ze via André Lhote. Dan duikt ze op in Nice, niets ongewoons want zelfs in oorlogstijd is dit een buitenplaats van Parijs en daar blijven die van Montparnasse, de poulains van Guillaume Apollinaire, in elkanders buurt.
Zij ontmoet er Alexander Archipenko, toen al een gevestigde naam in de avant-garde. Hij heeft nog een atelier dat leeg staat en indien ze dat wenst kan ze er haar intrek in nemen. Op die neutrale manier haalt Donas deze ontmoeting aan, een kantelmoment in haar artistieke ontplooiing. Ze bewondert de manier waarop Archipenko beeldhouwkunst en schilderkunst laat samensmelten in zijn ‘sculpto-peintures’. Hij integreert er de meest diverse materialen in: blik, papier, spiegels; alles is goed om het tweedimensionale van het klassieke schilderij te doorbreken, met zelfs een suggestie van beweging en – waarom niet? – van klank. De verwantschap met het kubisme en het futurisme is ontegensprekelijk, al valt Archipenko’s kunst er niet mee samen.
Dat idioom spreek haar aan en ze laat zich erdoor inspireren, eerst in tekeningen, later in schilderijen. Metalen vervangt ze door stoffen of kant. Cilindrische en conische vormen suggereren texturen, volume en beweging. En meer en meer neigt zij naar abstractie, soms zelfs helemaal tweedimensionaal, maar het figuratieve laat zij niet helemaal los. Altijd valt er iets te herkennen: een vrouwenbuste, de golving van een haardos, een vaas, een appel, soms zelfs een beeldje van Archipenko, met wie zij meer dan een louter artistieke relatie heeft. Haar eigen credo formuleert zij een beetje naïef als volgt: “De werkelijkheid is de voedingsbodem van de kunst, die wonderbare plant; zij moet in het reële wortelen, maar haar ranken moeten in het ideale tot bloei komen.”
Droogjes merkt Piet Mondriaan op dat Archipenko beelden maakt van wat Picasso schildert en dat Donas zich spiegelt aan Archipenko. Persoonlijk mag hij haar wel, hetgeen niet kan gezegd worden van haar kunst. De oorlog is net voorbij en Mondriaan ontmoet Donas in haar Parijs atelier in de rue du Départ; de vorige bewoner was Diego Rivera. Korte tijd nadat Donas voor gezondheidsredenen naar België terugkeert, zal Mondriaan datzelfde atelier betrekken; hij maakt er het witte ascetische schrijn van dat wij kennen uit de fotografie van André Kertész. Heeft Mondriaan het bij het rechte eind en is Donas dan niet meer dan een epigoon van Archipenko? Peter J.H. Pauwels: “Archipenko heeft haar zeker op het pad gezet, haar horizon verruimd, maar zij blijft zoeken. Ook de kunstenaars van ‘De Stijl’ worden door haar bewonderd, maar niet hun dogmatische stelling dat de ‘zuivere beelding’ het ultieme streefdoel van de schilderkunst is.”
Tegen Theo van Doesburg stelt zij het klaar en duidelijk. Je bereikt een bepaald doel, een ideale vorm en dan moet het gedaan zijn met zoeken of experimenteren? Daarmee kan zij niet leven.
Op de barricades van de avant-garde
De avant-garde is zeer divers en kleurt internationaal. Zo zien het de initiatiefnemers van ‘La Section d’Or’ in Parijs of van ‘Der Sturm’, het geesteskind van Herwarth Walden in Berlijn. Dus stelt Donas tentoon in de galerie van ‘Der Sturm’, maakt ze deel uit van de rondreizende tentoonstelling van ‘La Section d’Or’ eerst in Zwitserland, dan door Nederland, op initiatief van Theo van Doesburg. Enrico Prampolini zorgt ervoor dat haar werk in Rome getoond wordt. In Antwerpen organiseert Jozef Peeters congressen van Moderne Kunst en zo krijgt haar geboorteland haar werk te zien.
Ook de Nieuwe Wereld speelt mee in de avant-garde. Onder de benaming ‘Société Anonyme’ bundelen te New York enkele kunstenaars de krachten om het publiek met de nieuwste ontwikkelingen in de kunst vertrouwd te maken. Het zijn Marcel Duchamp, Man Ray en een dame met bijzonder veel energie: Katherine Dreier. Kunst wordt de universele ,taal die tot een beter wereld moet leiden. Dreier schuimt Europa af, Duchamps contacten openen haar veel deuren. De collectie die zij zo samenstelt vormt een unieke staalkaart van de Europese avant-garde: kubisme, expressionisme, futurisme, dadaïsme en vroege abstractie staan er broederlijk naast elkaar. De ‘Société anonyme’ is geen statische collectie, verre daarvan. De verzameling reist rond in de Verenigde Staten met begeleidende voordrachten en voldoende promotionele ondersteuning.
In 1941 wordt de collectie die dan ruim vijfhonderd werken telt, geschonken aan de Yale University, New Haven. Marthe Donas is er vertegenwoordigd met vier schilderijen en een tekening, allemaal uit haar topperiode. Dreier is weg van haar werk. Zij bazuint overal rond dat Donas de eerste vrouwelijke abstracte schilder is; niet helemaal waar, maar ze hoort wel bij de happy few! Peter J.H. Pauwels: “Wij zijn bijzonder trots op het feit dat wij de werken uit Yale kunnen tentoonstellen. Dit is een echte buitenkans. Zij tonen Donas op haar best: met die diverse texturen, de suggestie van volume, de nog net herkenbare figuratieve elementen. Onze tentoonstelling legt trouwens de klemtoon op haar meest creatieve periode, tussen 1917 en 1927.”
De latere carrière
Na 1926 beginnen onze eerste abstracten af te haken. Jozef Peeters, Servranckx, De Boeck, Daenens, Baugniet en alle anderen, zij stoppen ermee of zoeken andere wegen op. Ook Donas; ze is gehuwd, woont in Ittre. Het landelijke Waals-Brabant verleidt haar soms nog tot een charmant landschapje of een bloemstuk. In 1928 worden de verfborstels opgeborgen. Het duurt tot 1947 eer Donas opnieuw begint te schilderen. Haar tweede carrière verloopt heel wat minder succesvol. Terwijl veel van haar collega’s bij hun ‘wedergeboorte’ teruggrijpen naar de formules waarmee zij succesvol waren, slaat zij nieuwe paden in: gaande van een soort vereenvoudigde kinderlijkheid tot lyrische improvisaties, los van alle figuratie, zelfs integratie van vreemde materialen in haar doeken schuwt zij niet. Iedereen is tevreden dat zij het opnieuw probeert, maar de reacties zijn terughoudend of ronduit afwijzend. Verbitterd en miskend overlijdt zij in 1967. In Gent staat Marthe Donas, de avant-gardiste centraal, met de reeks werken uit Yale als hoofdattractie. Want de avant-garde is een feest, de ‘roaring twenties’ komen er aan. Rond 1920 staat Marthe Donas op de top van haar roem. Met haar tekening ‘Le Tango’ prijkt zij op de kaft van het tijdschrift ‘Der Sturm’: een zeer lineaire en haast abstracte afbeelding van een verstrengeld koppel dansers. Met die tekening manifesteert Marthe Donas zich als een icoon van de moderniteit in Europa.
Tentoonstelling
Donas. De Belgische avant-gardiste - Nog tot 5 juni 2016 - Museum voor Schone Kunsten, Gent
Monografie
Peter J.H. Pauwels, Marthe Donas, a Woman Artist in the Avant Garde, Ludion Antwerpen, 2015