Doorgaans wordt de abstracte schilderkunst in twee kampen verdeeld: aan de ene kant dat van het lyrisme en het dynamische, het informele en het tragische, het beweeglijke, het dionysische en het romantische, - dus al wat, zoals ook het tachisme, fysisch en psychisch fel bewogen is (wij nemen als voorbeeld de beginperiode van Kandinsky), en anderzijds het kamp van het statische, het geconstrueerde en streng beredeneerde, met wat men noemt de geometrische, constructivistische, neo-plastische, concrete, suprematische en koud-abstracte kunst, met natuurlijk als voorbeeld Piet Mondriaan. De grens tussen de twee kampen loopt nochtans niet steeds rechtlijnig. De twee vlaggen dekken niet steeds de lading. Voorbeeld daarvan: de uiterste verscheidenheid in het oeuvre van Servranckx.
Het is echter duidelijk dat het werk van Vasarely bij de geconstrueerde abstracte kunst dient geklasseerd te worden, althans van 1947 af. Men noemt hem de meester van de geometrische kunst en het is dan ook noodzakelijk even de oorzaken van het geometrisme in het werk van talrijke schilders op te speuren.
Het kubisme, hoewel figuratief, was een grote promotor bij het ontstaan van de geometrische kunst. Men mag niet vergeten dat de kubisten gaarne uitpakten met de verklaring van Cézanne betreffende de bol, de kegel, de kubus, de piramide, het prisma en de cylinder. Welnu, de kubisten huldigden aldus de meetkunde in de ruimte, het typisch domein van de uitbeelding van de uiterlijke wereld en van de figuratie. De abstracten echter doen een groot beroep op de cirkel en de rechthoek, de driehoek en het vierkant, de ruit en het trapezium, eigen figuren van de vlakke meetkunde, die zich uitstekend lenen tot een schilderkunst die alle voorstelling of afbeelding van de uiterlijke wereld, - dus ook van de ruimtesuggestie, de zwaartekracht en de figuratie overboord wil werpen. Het tweedimensionaal geometrisme van de abstracten heeft dus niets te maken met het driedimensionaal vormenbeeld van de figuratieven zoals de kubisten.
Daarbij moeten wij nog de aandacht vestigen op de voorkeur van de constructivisten voor een klare en duidelijk zichtbare compositie en opbouw, die wij in wording reeds opmerken bij Cézanne, Seurat en Gauguin die reageerden tegen de vloeiende en smeltende vormen van het impressionisme als b.v. van Claude Monet.