Het werk van Saverijs behoort bij de kunst, die de machtige groep der Vlaamse expressionisten voortgebracht heeft. Hij is het impressionisme, dat in de jaren na de eerste wereldoorlog opeens zo gesmaad werd, trouw gebleven, terwijl ietwat oudere schilders van zijn generatie, die veel meer dan hij naar de trant van Emiel Claus gewerkt hadden, met vliegende vaandels en slaande trom naar het, toen overigens nog dun bezette kamp der expressionisten waren overgelopen. Dat deed Albert Saverijs niet, dat deed hij tenminste niet zo radicaal als sommige anderen. Maar moest hij dat doen ?
Wij zeiden daareven dat hij veel minder naar de manier van de impressionisten werkte dan velen zijner generatie, die in die tijd ongetwijfeld wel wat ten achter gebleven waren. Leerling van Delvin en George Minne aan de Gentse academie, heeft hij sommige zijner vroege landschappen weleens in een ietwat symbolische sfeer geplaatst. Dat was trouwens nog jeugdwerk, ofschoon reeds van goede kwaliteit en vast niet méér te versmaden dan b.v. bepaalde schilderijen van Gust de Smet uit die tijd, die opvallender nog in het teken van de Jugendstil stonden.
Maar een der eerste definitieve doeken van Saverijs was het thans algemeen bekende 'Winterlandschap in Vlaanderen' uit de jaren 1924-1925. Dit werk had volstrekt niets meer met impressionisme of een andere actuele strekking te maken. Het greep over een kwart-eeuw terug naar de aanvang der School van Latem, naar de sneeuwlandschappen van Valerius de Saedeleer en langs diens voorbeeld om naar de natuurvertolkingen van de Oude Bruegel. Twee of drie panelen van de grote meester kunnen hem hierbij speciaal voor ogen hebben gestaan, de 'Jagers in de sneeuw', de 'Aanbidding der Wijzen', gesitueerd in een Vlaams dorp onder neerdwarrelende vlokken, of de 'Volkstelling te Bethlehem'.
Zo stond Saverijs' werk wortelvast in de Vlaamse traditie en behoorden alle vreemde invloeden bij hem tot het verleden. Hoeveel machtiger, lyrischer zoals men tegenwoordig graag zegt, is Saverijs' doek geschilderd dan de min of meer analoge sneeuwlandschappen van de vrij bedachtzame Valerius de Saedeleer. Niet minder ondergaat men hier de gewaarwording van een ijzige koude, maar die koude is niet doods.
Op het gevaar af in tegenspraak te komen met onze eigen impressie over de kille atmosfeer waarin dit landschap baadt, zouden wij bijna durven zeggen dat er warmte van dit werk uitgaat. Immers, die warmte is zodanig dat ze de vrieslucht die boven de winterse velden hangt niet wegneemt, want ze houdt alleen verband met de toonaarden die de schilder met een wonderbaar zuiver kleurinstinct heeft aangebracht.
De sneeuw op de voorgrond is inderdaad niet wit, ze heeft het gedempte geelachtig bruin van oud ivoor, ze heeft het grauwgeel van perkament en het is ongetwijfeld dit gebroken wit van organische stoffen dat spijts alles een warme trilling van leven aan dit ingeslapen land meedeelt. Naar het achterplan toe gaat dat vuilwit der sneeuwvlakte over in het bruin van een rij bomen of een bos, waarboven de hemel koepelt, grijsachtig klaar aan de horizon, blauwgroen hoger op.
Meesterlijk is die hemel geschilderd in bewogen slierten van dominerend jadegroen dat in tamelijk diepe tonen gebruikt is, zodat wel mag gezegd worden dat de kleur van die hemel een vondst was. Voor zover we weten had nooit eerder iemand eraan gedacht een groene hemel over een sneeuwlandschap te spannen. Streng genomen is 'Winter in Vlaanderen' eigenlijk een dorpsgezicht. Op het middenplan ziet men een kerktoren, omringd door huizen met besneeuwde daken. Het bebouwde gedeelte strekt zich vooral aan de linkerkant uit en tekent zich af tegen de donkerbruine massa van het bladerloze bos, terwijl de rechterkant van het middenplan eerder door enkele alleenstaande bomen, uitlopers van het bos, blijkt gestoffeerd te zijn. Van groter belang is evenwel het voorplan ; het is een hele compositie van bomen, huizen, een brugje en een beek of rivier, dus een flink uitgewerkt geheel, zoals bij schilders van de nieuwere tijd niet vaak meer voorkomt. Voorbeelden van dergelijke landschapcomposities vindt men veeleer bij oude meesters, bij wie het er a.h.w. om te doen was een halve wereld op hun landschappen te concentreren en er zich overigens de tijd toe te gunnen. Toch wisten de groten daarbij overladenheid te vermijden en daarin is ook Saverijs geslaagd, in weerwil van zijn twee hoge donkere bomen op het voorplan links, waarvan de bladerloze kruinen zich bijna tot aan de bovenrand van het doek verheffen. Niettegenstaande een tiental andere zeer ranke bomen, blijkbaar canada's, die men aan de andere kant van de beek ziet en waartussen nog een aantal knotwilgen staan, dat alles zonder te spreken van de twee huisjes op het voorplan rechts, heeft men niet het gevoel dat de schilder hier te veel heeft bijeengebracht.
Het opvallende daarbij is, dat hij nochtans geen merkbare poging heeft gedaan om het motief te vereenvoudigen of het in zijn bestanddelen enigszins te ordenen. Het is alsof wij voor de getrouwe werkelijkheid stonden, voor een tafereel zoals het reilt en zeilt gesneden uit de Vlaamse natuur, zonder enige poging het artistiek te... verbeteren. Jarenlang heeft er in de wereld van de kunst een slogan de ronde gedaan, volgens dewelke men het kunstbeeld in de plaats van het natuurbeeld moest zetten om een noemenswaardige artistieke schepping voort te brengen.