In 1969 kon voor het Rubenshuis 'De kunstkamer van Cornelis van der Geest' worden aangekocht. Een 17e-eeuws schilderij van uitzonderlijke documentaire waarde kwam hierdoor terug naar de stad waar het werd vervaardigd.
Het is geen werk van een van de beroemde grootmeesters van de Antwerpse barok. Willem (of Guilliam) van Haecht zou nooit in de geschiedenis van de Vlaamse schilderkunst een noemenswaardige plaats hebben ingenomen, indien dit merkwaardige, gesigneerde stuk niet was bewaard gebleven. Over zijn leven zijn weinig gegevens gekend. Men weet enkel dat hij in zijn jeugd een reis ondernam naar Parijs en later naar Italië, en dat Cornelis van der Geest, een rijk Antwerps koopman en beroemd kunstliefhebber hem in dienst nam als conservator van zijn schilderijenverzameling. Deze functie vervulde Van Haecht tot aan zijn dood.
Over het werk van deze meester zijn wij nog schaarser ingelicht. Uitgaande van 'De kunstkamer van Cornelis van der Geest' is het mogelijk op stilistische gronden enkele gelijkaardige schilderijen aan Willem van Haecht toe te schrijven, onder meer 'Het Atelier van Apelles', bewaard in het Mauritshuis te Den Haag.
De aanwinst van het Rubenshuis kan terecht beschouwd worden als een van de meest interessante voorbeelden van een genre dat in het begin van de 17e eeuw in Antwerpen was ontstaan: het schilderen van kunstkamers. Dit werk leert ons Van Haecht kennen als een voortreffelijk beoefenaar van dit genre. Door zijn ietwat droge, maar zeer precieze toets slaagt hij erin een nauwkeurige beschrijving te geven van de voorwerpen die de kunstkamer versieren en de personages die haar inhoud bewonderen. Echter meer nog dan de picturale kwaliteiten maakt het ongebruikelijke onderwerp dit werk zo belangrijk. De overgrote meerderheid van deze 'Kunstkamers' zijn gefantaseerd of niet te identificeren. Het besproken schilderij daarentegen geeft een beeld van een bekende verzameling en herdenkt een historisch gegeven, het bezoek van de aartshertogen Albrecht en Isabella aan de kunstkamer van Cornelis van der Geest in het jaar 1615.