Vreemd schilderij, zult u zeggen, waar ik absoluut niets van begrijp. Verwarrend werk dat mij wel intrigeert, maar niet ontroert. Ofwel: studentengrap, die ik niet kan aanvoelen als kunst...
Het zijn de opmerkingen die men hoort over ieder surrealistisch werk en zeker over een schilderij van René Magritte, door enkelen als de meest orthodoxe onder de vele schilders van de surrealistische groep beschouwd. Toch weten de meesten dat René Magritte wellicht de beroemdste schilder is die ons land op dit ogenblik telt. Zijn kunst is vertegenwoordigd in de meeste musea van de wereld. Handige publiciteit van zijn marchands? Kom, dat kan niet. Men kan een kunst artificieel ophouden gedurende een paar jaren maar zou men ze gedurende veertig jaren onafgebroken aan prestige en financiële waarde kunnen doen stijgen als ze in zichzelf totaal waardeloos zou zijn? Neen, er moet wat meer achter deze schijnbaar zo gekke schilderijen zitten. Wat is het?
Wij hadden het over een surrealistische groep waartoe René Magritte zou behoren. Wat is eigenlijk deze groep? Om die vraag te beantwoorden moet men beginnen met naar een sterke figuur van het einde der 19de en het begin der 20ste eeuw te verwijzen: Sigmund Freud, vader van de psycho-analyse, die het onderbewuste in de mens bestudeert. Volgens Freud draagt elkeen een soort verboden zone in zich mee, een zone van onbevredigde lusten, van verscholen angst, van verdrukte drift. Wordt de spanning tussen dit onderbewuste gebied en de rede al te groot, dan ontstaan er psychische stoornissen die tot een totale ontreddering van de persoonlijkheid kunnen leiden. Dat zijn echter slechts de grensgevallen. In feite leeft iedereen min of meer in wat men een gewapende vrede met zijn onderbewuste zou kunnen noemen en duikt dit laatste alleen op in sommige gekke invallen van de geest, zekere onverklaarbare ontsporingen van de wil, en vooral in de droom. De nacht- en dagdromen zijn de ware uitingen van het onderbewuste in de mens.
De feiten zijn nu zo dat ook zekere kunstenaars zich in heel de 19de eeuw met de analyse van het droomleven hebben bezig gehouden en dus meteen van het onderbewuste in de mens. Dat is o.a. het geval in de schilderkunst van de Engelsman William Blake (1757-1827) en later in die van de Fransman Odilon Redon (1840-1916), die de fantasmagorie, de vreemde luister, de onbegrijpelijke poëzie van de droom willen weergeven. En daarmee is al veel gezegd over de kunst van de boven-realiteit, van het surrealisme, die een artistieke stroming is waarvan de aanvang als een georganiseerde groep van schilders en dichters gesitueerd moet worden omstreeks 1924 met de publikatie van het eerste surrealistisch manifest van André Breton. Door deze Franse arts en dichter werd de studie, de weergave en meteen de vrijmaking van het onderbewuste in de kunsten immers op het voorplan gebracht en dit met evenveel gestrengheid en hoge morele zin als door Freud. De poëzie van de droom tot uitdrukking brengen, de mens bevrijden van zijn verdringingen door middel van de schok die een bepaald beeld door woord of voorstelling kan teweegbrengen, daardoor een hogere vreugde bereiken waarin liefde en vrijheid identiek zijn, dat werd de grote opgave die kunstenaars als de Duitser Ernst, de Spanjaarden Dali en Miro, de Italiaan de Chirico, de Fransman Tanguy én de Belg René Magritte zich zouden stellen.
René Magritte, die op 21 november 1898 te Lessen geboren werd, scheen al vroeg voorbestemd te zijn voor een onbepaalde, superbe dromerij. Hij werd ook vroeg door de eenzaamheid en de rouw getroffen vermits zijn moeder zelfmoord pleegde toen hij amper 14 jaar was. Onmiddellijk na de eerste wereldoorlog verliet René Magritte het Waalse land en vestigde zich te Brussel, waar hij de teken- en schilderlessen aan de Academie voor Schone Kunsten volgde en toetrad tot alle modernismen van de tijd. Hij werkte in een fauvistische stijl, hij maakte non-figuratieve schilderijen en omstreeks 1925-1926 pakt hij uit met zijn eerste surrealistische doeken. Meteen werd hij in de Parijse groep der surrealisten opgenomen. Van dat ogenblik af valt zijn geschiedenis samen met die van zijn kunst. Na harde jaren gekend te hebben, slijt hij thans een rustig en bevredigd bestaan in zijn burgerlijke woning te Schaarbeek, nabij het Josaphatpark, in een kalme buurt waar zijn koddig zwart hondje en 'zijn ernstig en nauwgezet voorkomen van een hoge ambtenaar', zoals een Franse chroniqueur gezegd heeft, welbekend zijn.