In 1937 geeft René Magritte een lezing in het KMSKA over zijn visie op de werkelijkheid. Hij bespreekt er de oorsprong en ontwikkeling van zijn kunst, evenals de geschiedenis van de surrealistische beweging in België. Gebaseerd op een selectie werken uit de begeleidende diavoorstelling, presenteert het KMSKA een intrigerende expo waarin Magritte als het ware optreedt als zijn eigen curator. Hij is een verbindende figuur tussen het surrealisme in Antwerpen en Brussel, en wordt getoond naast Antwerpse surrealisten zoals Marcel Mariën en Léo Dohmen.
Dat deze tentoonstelling parallel loopt met de expo rond Marthe Donas is geen toeval. Beide expo’s vertegenwoordigen twee verschillende richtingen binnen het modernisme. En hoewel Magritte eerst ook met abstractie experimenteert, wijst hij deze schilderkunst toch af en kiest zijn eigen weg. Hij wil ideeën schilderen. De vorm laat hem eerder koud.