Met Gerard Mercator en Abraham Ortelius heeft Vlaanderen twee kleppers van de cartografie in huis. Kaarten en globes van hun hand prijken terecht op de Topstukkenlijst van de Vlaamse Gemeenschap, naast even unieke en onmisbare kaarten van minder bekende tekenaars.
Cartografische Topstukken - Antwerpen en toch ook de rest van de wereld
Antwerpen in volle glorie
Ongeveer gelijktijdig met Lodovico Guicciardini (zie blz. 8-12) arriveerde in Antwerpen nog een Italiaan. Schilder Virgilius Bononiensis reisde vanuit Bologna naar de Scheldestad, waar hij minstens vanaf 1545 actief was. Hij was gespecialiseerd in het ontwerpen van stadsplattegronden en het tekenen van fortificaties. Zijn zicht op Antwerpen – het Topstuk Urbs Antverpia – is een monumentale, met de hand ingekleurde houtsnede die 120 centimeter hoog en 265 centimeter breed is. Eigenlijk is het een collage van twintig bladen handgeschept papier. Ze zijn gedrukt in Antwerpen door Gillis Coppens van Diest. Het plan is vrij uniek. In Europa is slechts een handvol van dergelijke grote stadsplattegronden bewaard.
Bononiensis tekende Antwerpen vanuit het oosten in vogelvlucht. Dit was een totaal nieuwe oriëntatie aangezien de stad voorheen altijd weergegeven werd vanuit het westen. De Italiaan toont Antwerpen op het hoogtepunt van haar economische macht in 1565. Hier is een internationale handelsmetropool in kaart gebracht. Daarvan getuigen de gebouwen en de infrastructuur zoals de net voltooide stadsomwalling, het stadhuis, de nieuwe beurs, het Hessenhuis en de Nieuwstad met het Hanzehuis. De stad presenteert zich ook als het meest moderne militair bolwerk van de Nederlanden. Voor de geschiedenis van Antwerpen in de zestiende eeuw is het plan van onschatbaar belang.
De kaart werd vanonder het stof gehaald door Jan Frans Willems (1793-1846), een literair-historicus, essayist, filoloog en cultuurpoliticus. Hij gaf zijn naam aan het Willemsfonds dat in 1851 is opgericht door een aantal liberale Vlaamsgezinden. Willems heeft waardevol werk verricht als ‘ontdekker’ en uitgever van Middelnederlandse teksten, liedjes en dus ook van oude kaarten. In 1816 was hij benoemd tot adjunct-archivaris in het Antwerps stadsarchief en in 1821 bevorderd tot Ontvanger der Registratie voor Antwerpen. Willems publiceerde zijn archivalische vondsten in de reeks Mengelingen van historisch-vaderlandse inhoud. De Bononiensis-kaart belichtte hij in zijn Historisch onderzoek naar de oorsprong en de ware naam der openbare plaatsen en andere oudheden van de stad Antwerpen, uitgegeven in 1828. In dit boek publiceerde Willems eveneens de Latijnse tekst die is afgedrukt in de cartouche rechts onderaan de kaart. Het is een lofzang en een gedetailleerde beschrijving van Antwerpen door de toenmalige stadssecretaris Cornelius Grapheus (1482-1558). Willems voegde er een ‘Nederduitse’ vertaling aan toe, die begint met: “Gij ziet hier, gunstige toeschouwers, de vermaarde koopstad der Belgen, Antwerpen, naar de levende overeenkomst meetkundig afgetekend door Virgilius van Bononie” en die eindigt met de vermaning: “Wie zonder vergunning zou durven bestaan dit stuk, het zij door afmaling na te bootsen, het zij elders geplaatdrukt of afgetekend te verkopen, dat hij de boete verbeure, bij open brief van Zijne Koninklijke Majesteit uitgesproken!” Dit is copyright anno 1565.
Tussen maart en november 2021 kreeg Urbs Antverpia een conservatiebehandeling, zodat ze in optimale conditie op de expo Komt een Italiaan naar de Nederlanden in Museum Plantin-Moretus verschijnt. Het restauratieteam van de dienst Behoud & Beheer Stad Antwerpen heeft verschillende behandelingen uitgevoerd. Dit steeds in overleg en na goedkeuring van de Topstukkenraad. Een droge reiniging heeft stof en losliggend oppervlaktevuil verwijderd. Storende glanzend witte vlekken, veroorzaakt door oude lijmresten, werden met een minimale vochtbehandeling zorgvuldig weggewerkt. Hierdoor werd zowel de leesbaarheid als het esthetisch voorkomen verbeterd. Het fixeren van loskomende papierdeeltjes zorgde voor een verbeterde stabiliteit van de kaart. De lijst, die niet origineel was en een slecht sluitsysteem had, werd vervangen door een nieuwe lijst met klimaatbox. Het klimaat in de box wordt via een ingewerkte logger 24/7 gemonitord, wat het veilig behoud van dit Topstuk garandeert.
Gent en Brugge in Vlaanderen
Als iconografisch document heeft Bononiensis’ stadsplan van Antwerpen in de zestiende-eeuwse Nederlanden slechts enkele tegenhangers. Twee ervan staan eveneens op de Topstukkenlijst. Een anoniem kunstenaar schilderde in 1534 het panoramisch plan van Gent, te zien in het STAM. Het is een vroeg voorbeeld van schilderkunst op doek en het is de oudste geschilderde kaart van Gent. Ze geeft een realistische kijk op de stad in de eerste helft van de zestiende eeuw. Het Groeningemuseum bezit een tekening van Marcus Gheraerts die een correct beeld geeft van Brugge in 1562. De gravure van de tekening kende een groot succes. Tot in 1830-1840 werden drukken naar de oorspronkelijke kaart gemaakt.
Lodovico Guicciardini heeft in zijn Descrittione di tutti i Paesi Bassi het Brugge-plan van Gheraerts overgenomen. Wat Guicciardini in 1567 niet wist was dat een landgenoot van hem honderd jaar eerder Cronache de singniori di Fiandra had gepubliceerd. Het was de Italiaanse vertaling van de Middelnederlandse Kroniek van de Forestiers van Vlaanderen, het verhaal dat loopt van 621 tot de intocht van Filips de Goede in Brugge in 1440. De Openbare Bibliotheek Brugge bewaart de Italiaanse versie van dit unieke handschrift, eveneens een Topstuk, dat de oudste kaart van Vlaanderen bevat.
Een eeuw later tekende ook Gerard Mercator (1512-1594) een kaart van het graafschap Vlaanderen. Het was een van de geschenken die aan keizer Karel V werden aangeboden toen die begin 1540 boos naar Gent kwam om de stad te straffen na een zoveelste opstand. De cadeaus konden de keizer niet milder stemmen, maar Mercators naam was vanaf dat moment wel gemaakt. Zijn Exactissima Flaendriae descriptio, beschermd als Topstuk, is een verbazend nauwkeurige kaart van Vlaanderen. Het is een wandkaart van 96 op 125 cm, samengesteld uit negen kopergravures en voorzien van een heel verzorgde kalligrafie. Alleen het exemplaar in het Museum Plantin-Moretus is bewaard gebleven.
Eveneens in 1540 publiceerde Mercator zijn Literarum latinarum, quas italicas. In deze handleiding introduceert hij de term ‘italique’ en beveelt hij het Latijnse cursief aan omdat dit een duidelijk tekstbeeld geeft en toelaat om meer informatie op een kleine oppervlakte weer te geven. Ideaal dus voor kaarten en globes.
De aarde, de hemel en Utopia
Er staan drie globes op de Topstukkenlijst, twee van Mercator en een van Franciscus Haraeus (ca. 1555-1631). In 1541 voltooide Mercator zijn aardglobe met de afbeelding van de toenmalig gekende wereld. Hij droeg dit meesterstuk op aan Nicolas Perrenot de Granvelle, de kanselier van keizer Karel V. De bol, met een diameter van 41.5 cm, bestaat uit een karkas van houten spaanders bekleed met gips en bedekt met twaalf segmenten (kopergravures) en twee cirkels voor de poolstreken. Mercator brengt als eerste loxodromen aan, dit zijn koerslijnen die schepen met een kompas makkelijk kunnen volgen.
Tien jaar later, in 1551, realiseerde Mercator zijn hemelglobe, eveneens met een diameter van 41,5 cm. Het heelal is afgebeeld met de 12 tekens van de dierenriem, 23 sterrenbeelden in het noordelijk halfrond en 16 in het zuidelijk. De sterren zijn volgens hun lichtsterkte in 6 categorieën ingedeeld.
Mercators aard- en hemelglobe werden meestal als luxueus paar besteld. Door hun precisie en artistieke kwaliteit kenden ze een groot succes. Uit de correspondentie van Mercator blijkt dat hij de productie nauwelijks kon bijhouden. Het globepaar op de Topstukkenlijst werd in 1881 aangekocht door de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Waasland en samen zijn ze de pronkstukken van het Mercatormuseum in Sint-Niklaas. Het gaat immers om originele Mercatorglobes en het zijn de enige gemonteerde exemplaren die in ons land bewaard zijn.
Het Mercatormuseum beheert daarnaast de niet gemonteerde segmenten en de bijhorende ringen van de aardglobe, in 1615-1617 gerealiseerd door Franciscus Haraeus. Van hem zijn slechts twee in plano aardglobes (één vel met alle gedrukte maar nog niet uitgesneden segmenten) bewaard. Uniek op de globe van theoloog Haraeus is dat hij de gebieden waar christenen wonen met een kruis aanduidt, de moslims krijgen een halve maan op een stok en voor de heidenen kiest hij een werpspies als symbool.
Beschermd als Topstuk en helemaal uniek, want er is wereldwijd één exemplaar van bewaard gebleven (Museum Plantin-Moretus), is de kaart van Utopia uit 1595-1596 van Abraham Ortelius (1527-1598). Hij baseerde zich heel getrouw en gedetailleerd op de aanwijzingen in het beroemde boek van Thomas More, dat die in 1515 voor een deel in Antwerpen heeft geschreven. Ortelius’ kaart, met de grappige plaatsnamen, was bedoeld als intellectuele spielerei, een zoekplaatje voor humanisten.
Regionaal en lokaal
Keren we van het utopische eiland terug naar het Vlaanderen van twisten over tolheffingen en visrechten. De oudste regionale en lokale kaarten zijn vaak gemaakt in functie van dergelijke gerechtelijke procedures. De Scheldekaart uit 1504/05, een Topstuk bewaard in het FelixArchief-Stadsarchief van Antwerpen, is daar een voorbeeld van. Ze deed dienst op het proces voor de Grote Raad tussen de stad Antwerpen en Zeeland over tolrechten op de Honte, de oude benaming voor de Westerschelde. De kaart is een ingekleurde tekening met een lengte van 5,5 meter, samengesteld uit tien aan elkaar gekleefde stukken perkament.
Het geheel biedt in vogelperspectief een gezicht op de benedenloop van de Schelde, van Rupelmonde tot de Noordzee. Opmerkelijk en waardevol zijn de vele picturale elementen zoals kerken, kastelen, molens en vooral de vele scheepstypes die in het begin van de zestiende eeuw op onze rivieren en op zee hebben gevaren. Ook voor de toponymie is het een belangrijke bron omdat een groot deel van de weergegeven plaatsen nadien door stormvloeden van de kaart is geveegd.
Uit dezelfde tijd als de Scheldekaart, toen Antwerpen het roer overnam van Brugge, dateert een schilderij met een zicht op de Zwinstreek, gemaakt in een poging van het Brugse stadsbestuur om het ontij alsnog te keren. Dit Topstuk, dat bewaard wordt in het Groeningemuseum, is in 1501 geschilderd door Jan de Hervy (?-1509). De kaart was een politiek instrument in de discussies over het graven van een kanaal tussen het Zwin en de Westerschelde, om via verse watertoevoer de verzanding van het Zwin tegen te gaan. Het is geen exacte weergave van het gebied, het accent ligt op de voorstelling van waterwegen, sluizen, dijken en watermolens. Het werk van Jan de Hervy lag aan de oorsprong van de Brugse cartografie waarop werd voortgebouwd door onder anderen Pieter Pourbus (ca. 1523-1584).
Restauratiesubsidies voor Topstukken
Het is belangrijk dat de Topstukken van de Vlaamse Gemeenschap in goede conditie bewaard blijven voor de toekomstige generaties. Daarom kunnen eigenaars, als tegemoetkoming in de kosten voor de conservatie en de restauratie van hun Topstukken, een beroep doen op subsidies. Conservatie betekent het stabiliseren van de materiële toestand van het object en verder verval verhinderen of vertragen. Dat kan door bijvoorbeeld stof en vuil te verwijderen, losse onderdelen vast te zetten, verzwakte onderdelen te verstevigen, de picturale laag te fixeren en de voorwerpen tegen insecten- en schimmelaantasting te behandelen. Restauratie gaat een stap verder, pakt beschadigingen en/of lacunes aan en brengt het object in een vooraf gedefinieerde toestand terug. Daarbij wordt rekening gehouden met de oorspronkelijke en door de maker bedoelde verschijningsvorm, evenals met de natuurlijke veroudering. De overheid ondersteunt eveneens het onderzoek dat aan een ingreep vooraf gaat. Dat laat toe om zicht te krijgen hoe de conservatie of restauratie best aangepakt wordt en welke behandelingen noodzakelijk zijn.
Schilderijen van onze belangrijkste meesters trekken zowel nationaal als internationaal heel wat aandacht, net als de restauraties ervan. De jarenlange restauratie van het Lam Gods was wereldnieuws, net zoals Dulle Griet uit het Museum Mayer van den Bergh die, in volle glorie hersteld, te zien was op de grote Bruegeltentoonstelling in Wenen (zie OKV 2018.5). Andere restauraties van Topstukken bleven wat onder de radar maar zijn daarom niet minder belangrijk, getuige deze van het indrukwekkende achttiende-eeuwse kurkmodel van het Pantheon van Antonio Chichi, het sterstuk van het Gentse Universiteitsmuseum (zie OKV 2021.1).
Een bijzondere vorm van lokale cartografie is te vinden in de archieven van abdijen. Om hun bezittingen zo optimaal mogelijk te beheren lieten ze die op verschillende tijdstippen in kaart brengen. Een naam die dan vaak opduikt is die van Philips de Dyn (ca. 1585-1665), een “gheswooren lantmeter, mathematicus ende geograficus”, zoals te lezen is op zijn grafsteen in de kerk van zijn geboortedorp Aspelare. De Dyn tekende voor de ‘Caertboecken’ van meerdere abdijen. Op de Topstukkenlijst prijkt zijn historische kaart (1622) met de voormalige norbertijnenabdij van Ninove en de omliggende dorpen Pamel, Okegem, Outer en Herlinkhoven. Deze grote kaart (200 x 260 cm) is zeldzaam omdat ze binnen het genre een van de vroegste voorbeelden is. Ze wordt bewaard in het Aartsbisschoppelijk Archief in Mechelen.