Na een aantal jaren sluiting is het vernieuwde en uitgebreide Gallo-Romeins Museum in Tongeren heropend. Aan de andere kant van het land, in Oudenburg, gebeurde hetzelfde met het Romeins Archeologisch Museum.
De Gallo-Romeinen staan in het nieuw - Atuatuca Tungrorum en het castellum aan de zee
Methodiek in plaats van maquettes
In 1994 gaf het Limburgse provinciebestuur de collectie van het Gallo-Romeins Museum in Tongeren een eigentijdse presentatie in een groter gebouw. Een decennium later was het jaarlijkse bezoekersaantal gestegen van 20.000 naar 100.000. Het museum was andermaal te klein geworden om de bezoekersstroom optimaal te kunnen kanaliseren. Een tweede uitbreiding drong zich op.
Het provinciebestuur kocht enkele panden naast het museum, onder andere het vervallen warenhuis Alfa, en lanceerde een internationale wedstrijd met als opdracht "een ideeënschets voor zowel een nieuwbouwgedeelte als de aanpassing van het bestaande volume."
De wedstrijd zocht dus niet naar kant-en-klare ontwerpen en maquettes maar opteerde voor een methodiek, een overlegmodel. Winnaar werd het Hasseltse architectenbureau De Gregorio & Partners, dat ook de eerste uitbreiding had getekend. Het bureau zette zich samen met het museumteam rond de tafel om alles in vraag te stellen: de relatie van het museum met de onmiddellijke omgeving en met de stad, de expressie van het architecturale, de routing, de belevingswaarde, de technische randvoorwaarden ...
Op tafel lagen eveneens de resultaten van publieksonderzoek waarin was gepolst naar wat en hoe mensen in een archeologisch museum willen 'leren', want dat is nog altijd de belangrijkste bezoekmotivatie. De studie detecteerde een aantal gemeenschappelijke voorkeuren over de soort informatie die mensen in een museum willen krijgen, over de inrichting van de zalen en de presentatie van de objecten.
De bevraagde potentiële bezoekers hebben wel sterk verschillende meningen wat betreft het gebruik van diverse media in het museum. De denkgroep hield uiteraard ook rekening met het budget. De totaalkost van het project bedraagt 18,7 miljoen euro, waarvan de provincie de helft voor haar rekening neemt. Andere financiers zijn de Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Fonds Culturele Infrastructuur.
Wat is het resultaat van dit lang en intens overlegproces tussen het Gallo-Romeins Museum, de architecten, Niek Kortekaas die de permanente tentoonstelling ontwierp en nog vele anderen?
Het verband met wat voorafging
Wie nu naar het museum wandelt, kan voor het eerst de achterkant van de Onze-Lieve-Vrouwbasiliek bekijken. Dankzij het nieuwe museumplein is de rondgang rond de basiliek terug mogelijk. Op het plein bevindt zich de toegang tot het Gallo-Romeins Museum, een sober nononsense gebouw met een mantel van Ceppo, muisgrijze Italiaanse natuursteen.
De grote onthaalruimte laat meteen voelen dat het museum vele bezoekers comfortabel kan ontvangen. De trap af bevindt zich de vestiaire, het café, het auditorium en zijn er vier ruime kinderateliers. Omdat scholen een derde van de bezoekers uitmaken opteerde het museum om er een aparte refter voor in te richten. Wat verder kan de bezoeker kiezen tussen de permanente collectie en de tijdelijke tentoonstelling (Ambiorix, koning der Euboronen opent op 5 december).
Het museum bezit 170.000 objecten uit de prehistorie, de Gallo-Romeinse en de Merovingische periode. En toch ligt deze rijke verzameling niet aan de basis van het nieuwe tentoonstellingsconcept. Er is gekozen voor het verhaal, dat van het leven van de mens in de regio die we vandaag Limburg noemen, van in de prehistorie tot de vroege middeleeuwen. Dat verklaart het motto op de muur van de onthaalruimte: "Wat volgt, staat altijd in verband met wat eraan voorafging", woorden van de Romeinse keizer-filosoof Marcus Aurelius.
Het verhaal van een half miljoen jaar kreeg, na veel wikken en wegen, vier cesuren. Het begint, evident, ongeveer 500.000 geleden met de komst van de eerste mensen in de regio. Het tweede breekpunt is 5.300 voor Christus, toen de maatschappij van rondtrekkende jagers-verzamelaars een landbouwerssamenleving werd. Derde kantelmoment is 825 voor Christus, wanneer een einde komt aan de (min of meer) sociale gelijkheid en een elite zich boven de grote groep landbouwers zet. En dan is er 10 voor Christus: de Romeinen stichten Atuatuca Tungrorum, de eerste stad ooit in deze contreien, en het hele maatschappelijke leven zal grondig veranderen.
Dit strikt chronologisch parcours loopt door drie grote open zalen op evenveel verdiepingen (de landbouwsamenleving en het ontstaan van elites zijn samen gepresenteerd op de eerste verdieping). Het Gallo-Romeins Museum presenteert 2.500 authentieke objecten, bijna 500 meer dan voorheen. Over episodes die het niet kan illustreren met verzamelde stukken krijgt de bezoeker informatie in de vorm van teksten, films, tekeningen of maquettes. Samen vormen ze een indrukwekkend en gevarieerd arsenaal om alle aspecten van 'het leven' te belichten: de politieke, economische en sociaal-culturele evoluties, de technologische innovaties en de klimatologische omstandigheden.
De permanente tentoonstelling
Op pad door de tentoonstelling kan je niet verloren lopen in de geschiedenis. Tientallen goed herkenbare vertikale pijlers geven telkens een duidelijke tijdsindicatie en in enkele kernzinnen de cruciale gebeurtenissen of ontwikkelingen uit die periode. Dat geeft structuur en houvast om dieper in het verhaal te kunnen gaan.
Blikvangers zijn de levensechte figuren in kunsthars die je mag bevoelen. De objecten zijn sober gepresenteerd. Het is een groot aantal stukken dat het museum toont en toch puilen de vitrines niet uit. Af en toe zijn er vrije opstellingen, zonder glas. Voor grote architectuurfragmenten, grafstenen of godenbeelden lijkt dat niet onlogisch, maar hier gebeurt dat ook met een reeks aardewerken potten op een legplank. Benieuwd wat de archeologen daar van denken.
Het vernieuwde Galla-Romeins Museum heeft inspanningen gedaan om de teksten bij opstellingen helder te houden. Jargon is gebannen en de hoofdteksten hebben een kop en een lead waardoor de bezoeker snel de essentie mee heeft. Wie wil kan zich diepgaander informeren. Ook tekeningen zijn alom aanwezig in het museum. De kleine in de vitrines verduidelijken de functie van een voorwerp, als plafondhoge wandtekeningen op het einde van elke zaal zijn het eerder sfeerbrengers met toch een educatieve boodschap. Veel succes bij wat oudere bezoekers hebben de filmpjes waarin handen van vandaag met de technieken van toen een vuurstenen pijlpunt maken, een bronzen bijl gieten...
Kinderen kiezen voor animaties en interactives die doorheen de tentoonstelling verspreid zijn. Zo kunnen ze op de computer een eigen mozaïek samenstellen en hun ontwerp naar huis mailen, terwijl de 'echte' aan hun voeten in de grond is gelegd. En dan zijn er nog de maquettes. Ze mogen een wat oubollig imago hebben, het museum heeft er dankbaar gebruik van gemaakt. Want hoe kan je beter inzicht geven in een woonstalhuis, een urnenveld of een Romeinse villa? Een topstuk is zeker de maquette van Romeins Tongeren anno 150 na Christus.
Er zijn er nog meer belangrijke collectiestukken te zien in het Gallo-Romeins Museum. Het depot van Heppeneert Maaseik bevat 47 bronzen 'kokerbijlen' en een bronzen lanspunt uit de achtste-zevende eeuw voor Christus. Ook de grootste Keltische muntschat (midden eerste eeuw voor Christus) die ooit in ons land is ontdekt, ligt in de vitrine.
Het gaat om 78 gouden munten van de Euburonen, 21 van de Nerviërs, 1 van de Trevieren en 1 van de Bellovaci. Nog meer goud komt uit het depot van Beringen (einde tweede eeuw voor Christus) met halssierraden, een fragment van een armband en munten. Een heel mooi stuk is het balsamarium in de vorm van een Nubisch hoofdje uit Vlijtingen-Riemst (tweede eeuw). Achteraan in de laatste zaal vindt de bezoeker de vroegchristelijke tombe van Koninksem-Tongeren (vierde eeuw). Het dubbelgraf met prachtige muurschilderingen werd in 1880 ontdekt en verhuisde naar Luik. In 2006 keerde het terug naar Tongeren.
Even voorbij de tombe belanden we in 406 na Christus en verlaat het Romeinse leger de regio. Sinds 250 na Christus staken Germaanse groepen de Rijngrens over. Wat volgde is een grote economische en politieke crisis, en uiteindelijk de terugtocht van de Romeinen. De invallen van de Germanen is het einde van het verhaal van het Gallo-Romeins Museum in Tongeren en het begin van dat van het Romeins Archeologisch Museum in Oudenburg.
Versterkt Romeins legerkamp
Oudenburg ligt zowat halverwege tussen Brugge en Oostende. Einde jaren 1950 groef professor Jozef Menens van de KU Leuven er de eerste verkenningssleuven en ontdekte sporen van een Romeins castellum, een militair kamp. Er waren natuurlijk aanwijzingen voor de opgravingen in Oudenburg. In historische bronnen is verwezen naar de Romeinse ruïnes en al in de negentiende eeuw zijn bij het turfsteken allerlei Romeinse voorwerpen bovengekomen. En ook de vierkante vorm van Oudenburg met twee elkaar kruisende rechte straten laten een vroeger Romeins fort vermoeden. Het museum maakt dat duidelijk met een maquette van het castellum waarop een luchtfoto van de huidige stad is geprojecteerd.
Na de eerste vondsten van professor Menens is men in Oudenburg blijven opgraven, tot vandaag. Dat leverde meer dan voldoende interessant en waardevol materiaal op voor een Romeins Archeologisch Museum. Het bevindt zich in het grondig gerestaureerde achttiende-eeuwse abtsgebouw van de voormalige Sint-Pietersabdij en geeft een heel goed beeld van een dergelijk Romeins legerkamp.
Het museum opent met een situering van Oudenburg rond het begin van onze tijdrekening. Het lag toen in de Romeinse civitas Menapiorum, een bestuursdistrict van de provincie Gallia Belgica. En dan, rond 170 na Christus, vielen Germaanse groepen onze gewesten binnen. Het waren woelige tijden, dat maakt het RAM duidelijk. Om de kusten te verdedigen tegen zeevarende Germanen richtten de Romeinen legerkampen op. Rond 200 na Christus bouwden ze ook in Oudenburg, op een landtong die uitkeek over het kustgebied, een eerste houten kamp. Een film maakt duidelijk dat de kustlijn met een verbrokkelde duinenrij toen veel verder zuidwaards lag dan vandaag en Oudenburg was, zoals Brugge, via een inbraakgeul vanaf de zee bereikbaar. Uit de opgravingen concluderen de archeologen dat tussen 200 na Christus en het begin van de vijfde eeuw het legerkamp vijf keer werd heropgebouwd. De oudste forten waren nog in hout en aarde, rond 260 na Christus is het eerste stenen kamp gebouwd. Rond 410 na Christus verlieten de Romeinen het fort van Oudenburg en onze streken.
Welke Romeinse legereenheid was in Oudenburg gevestigd? De levensechte soldaten in kunsthars (van dezelfde makelij als de beelden in het Gallo-Romeins Museum) zwijgen. Het teruggevonden materiaal laat vermoeden dat in het kamp een gemengde eenheid (ruiters en infanterie) van ongeveer vijfhonderd soldaten lag.
Het kamp van de vierde eeuw had een stenen badgebouw met vloer- en muurverwarming (het hypocaustumsysteem), waarvan de resten een plaats kregen in het museum. Want het leven van de legereenheid in het castellum was meer dan vechten alleen. Rond het kamp ontwikkelden zich landbouw, veeteelt, zoutwinning en visvangst, men deed aan wol- en leerbewerking en nog veel meer. Archeologen hebben een twintigtal stookplaatsen samen met vele stukken brons teruggevonden. Het RAM geeft ook inzicht in wat de bewoners van het kamp aten en dronken, welke spelletjes ze speelden, hoe het ziekenhuis er moet hebben uitgezien, welke luxeproducten er waren. Een interessant stukje van het museum is voorbehouden voor de komst van vrouwen en kinderen in het kamp. In de eerste twee eeuwen na Christus was het voor Romeinse soldaten verboden te trouwen. In 197 na Christus wordt dat verbod opgeheven. Getuigen daarvan zijn de opgegraven spinschijfjes, haarpinnen, kinder- en vrouwenschoenen, glazen armbanden en vingerringen.
De rondgang in het RAM eindigt bij vier van de ruim tweehonderd teruggevonden inhumatiegraven., inclusief de skeletten en omringd met vitrines die een blik gunnen op een selectie uit de grote collectie grafgiften.
Het RAM heeft een kleine zaal voor tijdelijke tentoonstellingen. Ter gelegenheid van Open Munumentendag loopt er een expositie over het ziekenhuis van het Romeinse castellum.