Ga er maar aan staan: een accuraat boekwerk schrijven over de enigmatische Hugo van der Goes (ca. 1440-1482) en zijn Portinari-altaarstuk. Er bestaan eenvoudiger opdrachten. Margaret L. Koster breidde haar doctoraatsverhandeling uit met een gedegen onderzoek, dat resulteert in een monografie van het befaamde altaarstuk. Dit grote driedelige schilderwerk werd voor Tommaso Portinari en het hoogaltaar van de Sant’Egidio bij het ziekenhuis van Santa Maria Nuova in Firenze gemaakt. Sinds 1900 wordt het in de Galleria degli Uffizi bewaard. Problematisch gegeven is vooral de mythe die aan de figuur van Hugo van der Goes kleeft.
Hugo van der Goes evenaarde in zijn werken de hoge technische en iconografische standaard die door Jan van Eyck eerder in de vijftiende eeuw als onnavolgbaar gewaand voorbeeld was gesteld. Slechts weinig werken kwamen tot ons. We zijn zo gebrekkig geïnformeerd dat naast betalingen, een vermelding door Giorgio Vasari, een contract voor een huis in Gent en een schatting van de artistieke nalatenschap van Dieric Bouts door Van der Goes, de archivalische bronnen zwijgen.
In 1475 werd hij een intern van het Roode Klooster in Tervuren. Ze worden beschouwd als navolgers van Geert Groote en de Devotio Moderna. De Devotio Moderna had een bijzondere invloed op de werken van de zogenaamde Vlaamse primitieven; een persoonlijke band met god gold als streefdoel. In het Roode Klooster hield men er een streng ascetische interpretatie op na. Trots, persoonlijk bezit of hartstocht van enigerlei vorm waren niet oorbaar: diepe nederigheid werd geëist. Het meedogenloze regime had een hoog zelfmoordcijfer tot gevolg. Gaspar Ofhuys, gelijktijdig intern, beschrijft hoe Hugo van der Goes na terugkomst van een reis psychotisch gedrag vertoonde, een poging deed om zelfmoord te plegen en in 1482 stierf. Dit verhaal sprak tot de verbeelding en was de stof voor de mythe van het gekke genie. Het overschaduwde zelfs de verworvenheden van zijn kunst. De passage was bedoeld als vermanend voorbeeld. De wereldlijke faam van de schilder die onder andere resulteerde in reizen en bezoeken van prestigieuze lieden, werd door God gecounterd met een geestesziekte die hem nederigheid zou bijbrengen. De angst en de stress die van der Goes ondervond hadden mentale en fysieke repercussies. Koster zet dit religieuze milieu omstandig en nuchter uiteen en rekent af met de hardnekkige mythe.
Ze toont aan wat de complexe religieuze invloed was op het Portinari-altaarstuk; hoe de geboorte van Christus bijvoorbeeld het toppunt is van nederigheid, wat door het hulpeloze kind op de grond geïllustreerd wordt. Zelfs de duivel waart rond in de stal in Bethlehem – maar enkel voor wie een scherpe blik heeft.