Wanneer in 1967 de Antwerpse kunstenaar Vic Gentils de laatste elementen van zijn meer dan levensgroot schaakspel heeft afgewerkt, eindigt, volgens zijn eigen woorden, een nachtmerrie. Twee jaar lang heeft hij geworsteld, niet zozeer met het materiaal maar vooral met de vormentaal die hij deze reeks sculpturen wou geven. Het is aanvankelijk gestart als een spel maar de uitwerking verliep als een gevecht. Op verzoek van zijn kunstgalerij zou Gentils deelnemen aan een tentoonstelling met als thema : het meubel als kunstobject. Hij kreeg als opdracht een stoel te maken en ontwierp een mensstoel. 'Ik ben uitgegaan van een échte stoel, heb er de poten afgeslagen en er de poten van een vleugelpiano voor in de plaats gezet. Op die stoel heb ik dan een figuur opgebouwd ; ik zette er een klokkekast op en dat werd voor mij een soort koningin. Dat was de eerste figuur, de eerste stoel-mens. Toen die klaar was, vroeg ik me af : waarom er geen tweede naast zetten ? Zo is de koning ontstaan, en toen de koning en de koningin er waren, kwam de vraag op : waarom nu geen schaakspel ?'.
Vic Gentils - Het schaakspel
Deze belangrijke groep sculpturen is het resultaat van een evolutie waarbij Vic Gentils voor zichzelf steeds schilder gebleven is. Hoe vreemd dit voor de buitenstaander ook moge klinken. Na zijn leerjaren die hij doorbracht aan de Academie en het Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen, begint hij zijn loopbaan als kunstschilder. Zoals de meeste Vlaamse kunstenaars debuteert hij in expressionistische stijl maar doorloopt daarna vele richtingen. Hij gaat op zoek naar een eigen uitdrukkingsmiddel en denkt dit achtereenvolgens te vinden in reliëfs uit gesmolten fonoplaten, in grote koperen constructies, in ijzer, in hout.
Ondertussen was er opnieuw een periode van schilderen gekomen, ditmaal definitief figuratief en daarna vond de kunstenaar een uitweg in het componeren met oude schilderijenlijsten die hij vaak bewerkte met de brander, daarna kwamen piano's aan de beurt waarmee hij buitengewoon poëtische momenten vastlegde, om tenslotte uit te monden in composities samengesteld met allerlei oude materialen.
Een eerste worp naar een zuivere sculptuur is een liggend beeld 'Hulde aan Permeke' waarbij het volgend stadium, 'Het schaakspel' reeds wordt aangekondigd. In dit werk lijkt het of de kunstenaar volledig overgestapt is op de beeldhouwkunst. Maar na een reis naar Brazilië, Mexico en de Verenigde Staten zullen zijn volgende werken weer sterker overhellen naar de schilderkunst. Hoe is die dualiteit te verklaren ? We schreven het reeds dat Gentils van zichzelf zegt dat hij altijd kunstschilder gebleven is. Voor hem zijn het, ook in 'Het schaakspel', niet zozeer de materialen op zichzelf die belang hebben, maar wel de materialen omwille van hun kleur, hun uitzicht. Hij kiest ofwel hout, ofwel metaal omdat zij voor hem een bepaalde kleurtonaliteit hebben die hij wenst te gebruiken.
Daarom ook zal hij de materialen bewerken : het hout wordt gebrand, soms zal het worden bijgekleurd ofwel zal hij het afschuren met de zandstraal, waardoor afwisselend de zwarte en witte figuren van het schaakspel tegenover elkaar worden uitgespeeld. Het gaat hem dus om het standpunt van waaruit men vertrekt : de toeschouwer ziet een driedimensionaal werk, een object in de ruimte en voor hem betekent dat een sculptuur. Terwijl van zijn kant de kunstenaar vertrekt van de kleur en mettertijd evolueert van het échte schilderij over het reliëf naar de losstaande derde dimensie en dat laatste resultaat nog steeds als een werk van de schilder blijft beschouwen. Een gelijkaardig geval heeft zich voorgedaan met de Hongaarse Zwitser Zoltan Kemeny die op de biënnale te Venetië de prijs voor de beeldhouwkunst behaalde, maar die zelf zijn metalen reliëfs steeds als een verlengstuk van de schilderkunst bleef beschouwen.
We moeten het belang van die subtiliteiten echter niet overschatten. Hoofdzaak blijft of de artiest de toeschouwer in zijn wereld kan binnenhalen en of deze wereld voldoende geladen is om overdrachtelijk te kunnen werken. Dat is zeker het geval met 'Het schaakspel'. Het gaat hier vanzelfsprekend niet meer om een zuiver spel.
Onder de handen van Gentils hebben de tweeëndertig figuren een meer dramatische inhoud gekregen. Zowel de koning en de koningin als de gewone pionnen zijn elementen geworden uit een strijdtoneel. Een strijdtoneel dat zo omvangrijk geworden is dat de toeschouwer er middenin plaats kan nemen en zodoende een effectief participerend element wordt. Rond hem verschijnen dan de figuren als hallucinante personages die elk hun eigen rol in een drama te spelen hebben.
De koning, groot en trots, waardig wachtend op de dingen die komen gaan. De koningin, kwetsbaar en zacht, imponerend door haar eenvoud. De lopers of raadsheren die in dit geval door de kunstenaar de vorm van sarcastische narrenfiguren hebben gekregen ; zij staan op hun hoofd, één houdt een spiegel vast, de andere bespeelt een soort harp. De paarden kregen een aanvallende houding : zij staan, de voorpoten opgeheven klaar om bij een eerste signaal aan het gevecht deel te nemen en de aanval op koning en koningin af te weren. De torens, op de hoeken, zijn massieve zuilen die het gehele ensemble als een architecturaal geheel schragen. Op de eerste rij staan de pionnen, soms ook de boeren genoemd, die kort en gedrongen de eerste stoten van de tegenpartij zullen opvangen.
Gentils heeft bewust de zwarte en de witte partij totaal verschillend van elkaar gemaakt daar waar in een normaal schaakspel die groepen identiek zijn. De agressiviteit van de witte partij is daarbij veel groter dan die van de zwarte, omdat de eerste later gemaakt werd en ondertussen voor de kunstenaar ook de bedoeling van een reëel gevecht duidelijker werd.
Men moet dit werk zien in volle spelfase. De stukken door elkaar geplaatst waarbij de indruk van een gevecht nog sterker wordt. Het is niet slechts het strijdklimaat dat spreekt uit dit werk maar ook het sarcasme dat aan ieder der figuren werd meegegeven. Het zijn haast levende personages geworden die meer een karakter dan een fysionomie hebben gekregen. Een karakter dat wel eens samenvalt met de functie die zij binnen en buiten het spel bekleden.
In deze groep is nog weinig waar te nemen van de poëzie die Gentils legde in de pianoreliëfs, waar de kleuren een grote rol speelden en die inderdaad nog schilderijen waren, gemaakt met extra-picturale middelen. Ook het architectonische van de verbrande of vergulde kaders is hier haast niet meer terug te vinden. 'Het schaakspel' is een afzonderlijke fase in het œuvre van deze kunstenaar die zeer laat op de voorgrond is gekomen.
Het is het werk van iemand die behoort tot het ras van Jeroen Bosch waarbij de fantastische verbeelding gepaard gaat met een buitengewone gave tot plastisch uitbeelden. Nog andere artiesten hebben zich aan schaakspelen gewaagd. Maar steeds bleef het een uitbeelding op esthetisch vlak. Gentils heeft het schaakspel als een aanleiding gezien om zijn visie op bepaalde mensen en de relaties van deze mensen tot elkaar op een scherpe manier voor te stellen. Hij heeft dit gedaan met oude materialen en afvalproducten omdat hij dezelfde kracht niet kon uitbeelden met andere hulpmiddelen. De toeschouwer mag zich derhalve niet teveel laten verleiden om minutieus elk detail van het werk te gaan ontleden, maar dient veeleer te trachten de algemene lijn te ontdekken en iedere figuur op die lijn te plaatsen.
Van het schaakspel bestaat een kleine bronzen versie, die precies door haar formaat meer terugvalt op een heus schaakspel maar waardoor ook de dramatische kracht verloren gaat.