Het werk van illustrator Tim Van den Abeele is momenteel te zien in de geert de weyer gallery. Dit oogt als een brave openingszin, maar is eigenlijk opmerkelijk. Illustratie in een Vlaamse galerie? Het is voor ons ongebruikelijk om tekeningen uit een prentenboek of strip in een galerie tentoon te stellen, ondanks de kwaliteit van het werk. Op dit moment viert Het Huis van het Beeld in Oudergem 75 jaar Lucky Luke, met hommages en een ‘aantal’ originelen van de Kortrijkse striptekenaar Morris. Waarom werd de grootste overzichtsexpo met maar liefst 120 originelen in Angoulême en niet in eigen land georganiseerd (idem voor Hergé)? Waarom worden Vlaamse illustratoren gelauwerd op de invloedrijke Bologna Children’s Book Fair terwijl ze hier weinig aandacht krijgen? Hoe kan het dat The New York Times het debuut Zwerveling van illustrator Peter Van den Ende in de top 25 van beste kinderboeken plaatst en dat er met die beelden bij ons niet echt iets gebeurt?
Tim Van den Abeele: met kennis van zaken
Nochtans spreekt illustratie een groot publiek aan. Dankzij de kracht van de vertelkunst roepen de beelden onmiddellijk iets op. Dat gaat gepaard met een uniek vakmanschap, wat zorgt voor verwondering. In Frankrijk krijgen illustratoren en striptekenaars wél een plek in de spotlights van het galeriewezen. Meer nog, het doek wordt zo vaak vervangen door papier dat de rivaliteit en gulzigheid onder de tekenaars groeit. Het met opzet toevoegen van een hoofdpersonage op een pagina omdat diezelfde tekening nadien meer waard is in een galerie: het is realiteit. Maar de prenten worden er naar waarde geschat, in tegenstelling tot originele strippagina’s die hier voor lage prijzen op Catawiki worden aangeboden.
Er schuilt zoveel talent binnen deze kunstvorm in onze contreien, waarom doen wij daar amper iets mee? Het bovenstaande werd voor mij onderstreept door journalist en galeriehouder Geert De Weyer; met de voorspelling dat er zich in ons land een stille stoet op gang trekt die verandering kan brengen. Zijn galerie legt zich specifiek toe op illustratie, animatie en strip in de brede zin van het woord. Na een tentoonstelling met werk van Sebastiaan Van Doninck toont hij nu een uitgebreid aantal monotypes van Tim Van den Abeele.
Het boeit Van den Abeele niet om een beeld letterlijk te herhalen. Een monotype (of monoprint) betekent één druk. Het onderscheidt zich van overige grafische technieken waar reproduceerbaarheid centraal staat, denk aan linosnedes, etsen of zeefdruk. Er zijn verschillende manieren om een monoprint te maken. Je kunt een gladde plaat inrollen met inkt en daarna in de laag tekenen (lees: de inkt op bepaalde plaatsen wegvegen). Nadien leg je een blad papier op de inktlaag en laat je het resultaat door een drukpers rollen. Van den Abeele werkt andersom: je legt meteen een blad op de plaat met inkt en je tekent bovenop het blad. Hierdoor neemt het vel papier op de getekende delen de inkt op, de restruimte blijft wit. Er komt geen drukpers aan te pas. Hij werkt met verschillende kleurlagen op elkaar waardoor er een gedetailleerde tekening ontstaat. Het feit dat hij de plaat achteraf nooit schoonmaakt zorgt voor reliëf, het handelsmerk van de kunstenaar. Het onvoorspelbare van de inkt laat eveneens zijn sporen na, hier en daar is er ook een doordruk van zijn vingers merkbaar.
Het is een techniek die Van den Abeele volledig naar zijn hand heeft gezet. Op het moment dat hij volledige controle voelde, zocht hij nieuwe grenzen op. Cruciaal voor hem is het gevoel dat je het resultaat nooit helemaal op voorhand kan bepalen. Die evolutie volgt dan ook de chronologie van zijn publicaties. Bij zijn debuut Op een dag was de liefde moe (2011) gebruikte hij de basistechniek. Inktlagen volgden elkaar op van licht naar donker: geel, rood, blauw en eventueel daarna nog een zwarte laag. Bekijk het als drie cartridges printerinkt. Voor de tekening gebruikte hij balpen en af en toe een door zichzelf geprepareerde wasco met tape. Opvolger Mama laat haar oren uit (2017) beperkte zich tot een blauw palet waardoor Van den Abeele op zoek ging naar meer variëteit in zijn beelden. Hij hanteerde voor het eerst een inktroller om achteraf op het beeld nog een kleurlaag aan te brengen, een aanpassing die hij in zijn derde boek Het geheim van Sinterklaas (2018) veel vaker gebruikte.
Omdat verse inkt op een plaat lang nat blijft en meteen een afdruk zou nalaten, legt Van den Abeele vooraf een kladblad op de plaat waar hij even met de inktroller overgaat. Dit herhaalt hij drie of vier keer waardoor de plaat minder nat is maar er toch nog genoeg inkt overblijft om een tekening te maken. Die ‘kladversies’ heeft hij gebruikt voor zijn meest recente boek: Het hart van het meisje (2021). Ze dienden als achtergrond (voornamelijk geel) waarna hij een nieuwe laag toevoegde (blauw). Ook een aantal accenten in acrylverf doen hun intrede. Dat het niet eenvoudig is om die techniek toe te lichten via taal is duidelijk. Voor Tim is dit geen tekortkoming maar een trigger: net doordat iemand niet exact begrijpt hoe hij te werk gaat wordt de lezer overdonderd door het resultaat.
Van den Abeele gebruikt foto's als vertrekpunt en dat is merkbaar. Uit film en series verzamelt hij stills en bij de aanvang van een nieuw boek of voor vrij werk begint hij te grasduinen, op zoek naar elementen die aansluiten bij het verhaal. Vervolgens maakt hij een schets van de foto die hij aanbrengt op de bovenkant van het blad papier. Van den Abeele noemt dit het 'strak kader'. Voor zijn eerste boek gebruikte hij een storyboard en hield zich zorgvuldig aan de voorstudie. In zijn later werk verloopt alles spontaner. Voor ‘Het hart van het meisje’ maakte hij een vijftigtal beelden waaruit de uitgeverij er een twintigtal selecteerde. Het boek vloeit voort uit de beelden en niet andersom. De voorstudies worden steeds schetsmatiger; hij tekende elementen bij op het moment zelf. Voor het eerst gebruikte Van den Abeele ook buitenbeelden, zoals dat van een bos.
De toepassing van de achtergronden in Het hart van het meisje en het steeds vaker loskomen van een onbeweeglijke foto creëren meer poëzie. Anderzijds ontbreekt er ook ruimte. De beelden zijn herhaaldelijk aflopend en dat werkt beklemmend. We missen het wit van het blad terwijl net het procédé van de lijnvoering in zijn debuut zo sterk is en voor een subtielere gelaagdheid zorgt. Na de ontwikkeling van zijn techniek lijkt het evenwicht te wankelen maar ook dat is bijzonder. Het wekt nieuwsgierigheid naar een volgend project. En het onderlijnt het belang om hierover te schrijven en om het werk van de illustrator van naderbij te bekijken.
Tentoonstelling
Tim Van den Abeele - Monotypen nog tot 21 november in geert de weyer gallery.
Op 5 november om 12u en 14u geeft Tim Van den Abeele in de galerie uitleg bij zijn werk.
Het hart van het meisje met tekst van Siska Goeminne verscheen eerder dit jaar bij uitgeverij De Eenhoorn.