De gildemeesters waren uiterst streng bij het keuren van het materiaal van de kunstwerken en dit niet enkel voor de gebruikte houtsoorten - eik en notelaar -, maar ook voor de produkten verwerkt bij de stoffering of polychromie van een retabel. De goede kwaliteit van het gebruikte materiaal waarborgde de roem die dergelijke kunstwerken uit onze gewesten hadden verworven. Doch mede aan de grondslag van die faam ligt de grote technische bedrevenheid van onze beeldsnijders en stoffeerders. In hun pogen om de figuren zo realistisch mogelijk weer te geven, vervolledigen de stoffeerders de gesneden composities. De fysionomische details zijn niet altijd nauwkeurig uitgesneden, en worden met het penseel bijgewerkt. De stoffeerders schilderen rozige inkarnaten, haartjes van snorren en baarden, verlevendigen de ogen, omranden de nagels enz. De hoofdkleur van het retabel is goud, niet enkel voor de architectonische delen, doch ook voor de gewaden, waarvan de voeringen meestal gekleurd zijn.
Door het ciseleren, graveren en pointilleren van het goudblad als echt metaal, wordt aan die kostbare kleur meer reliëf geschonken. Een speciale techniek om Italiaans brokaat na te bootsen bestaat erin gekleurde en gegraveerde velletjes van bijenwas op de te versieren delen te lijmen.
Met een andere techniek, de zgn. sgraffito- of afhaaltechniek, schildert men een laag rode of blauwe verf op de met goud- of zilverblad bedekte plaatsen en vervolgens haalt men die er met een stift gedeeltelijk af, zodat het goud- of zilverblad weer gedeeltelijk zichtbaar wordt. Aldus werden allerlei florale en geometrische textielpatronen nagebootst. Vaak vindt men op de zomen van de gewaden letters, die soms een inscriptie vormen.
Die techniek blijft tot in het herfsttij van de retabelkunst van toepassing, zelfs op die altaartafels waar de geest der gotiek in meerdere of mindere mate is uitgeleefd, want zo de 16e-eeuwse retabels niet altijd als werkelijk stichtende devotiestukken kunnen worden aangezien, dan blijven zij de toeschouwer toch verbluffen door de technische vaardigheid van diegenen die ze hebben gestoffeerd (afb. blz. 33). Tot de stofferingsmiddelen behoren eveneens echte boomtakjes en touwen, bijv. in de passietaferelen, en geperste loden blaadjes. In de loop der tijden werden de retabels en andere sculpturen herhaaldelijk gerestaureerd. Vaak worden er tijdens de restauraties heden ten dage acht tot tien overschilderingen aangetroffen.
Meestal is de oorspronkelijke stoffering onder al die verflagen gedeeltelijk of in mindere mate bewaard. De opeenvolgende lagen worden er dan met een benedictijnengeduld heel voorzichtig tot op de oorspronkelijke polychromie afgehaald.
Van veel nog bewaarde retabels en andere middeleeuwse sculpturen werd de polychromie, vooral tijdens de 19e eeuw en tot vóór een tiental jaren, op een onherroepelijke wijze weggenomen. Vermits de polychromie, zoals gezegd, het snijwerk eigenlijk voltooit, bieden die 'naakte' eike- of note-houten sculpturen een verminkt beeld van hun oorspronkelijke toestand.
Alhoewel er in ons land wel retabels zijn gemaakt volgens het andere type, d.w.z. met beelden in nissen (afb. blz. 3, 4 en 21), werd in onze gewesten blijkbaar eerder de voorkeur gegeven aan de 'narratieve' altaartafel, waarin een verhaal wordt uitgebeeld. Zo het retabel op een predella rust, begint het verhaal op de binnenluiken van de linkerdeuren, loopt voort over de sculptuur van de bak naar de binnenkant van de rechterluiken, en verder v.l.n.r. over de verschillende zones van het eigenlijke retabel. Op de buitenkant der luiken zijn meestal traditionele figuren geschilderd, zoals de kerkvaders, de evangelisten of patroonheiligen, of taferelen die bepaalde geloofswaarheden symboliseren. In dit verband geldt dezelfde bemerking als die betreffende de verminking van de polychromie: aan talloze altaartafels ontbreken thans de geschilderde luiken. Dit heeft tot gevolg dat de oorspronkelijke iconografie niet meer volledig is, zodat het geheel der voorstellingen van de gesneden groepen wel eens een hetero-cliet en onvolledig beeld geeft.