Een retabel, zoals het hier behandelde laat-gotische, is een op het altaar als boven-achterwand geplaatst kunstwerk. Het bestaat in die periode meestal uit een gebeeldhouwd middengedeelte - in meerdere vakken verdeeld - en heeft daarnaast twee of meer geschilderde of gebeeldhouwde zijluiken. Het geheel rust vaak op een geschilderd of gebeeldhouwd onderstel, de predella.
Het zogenaamde Retabel van Averbode is één van de drie overgebleven retabels onder degene die, na de grote brand door blikseminslag op 25 oktober 1499, de heropgebouwde abdijkerk van Averbode kwamen stofferen. Dat gebeurde onder leiding van Gerard vander Scaeft, die er abt was tussen 1501 en 1531. Ons retabel werd in december 1514 te Antwerpen bij Jacob van Cothem gekocht voor het altaar van de Belijders. We weten, dat het zich in de zeventiende eeuw bevond in het Refugehuis van de abdij te Diest. In 1874 werd het verworven voor het Oudheidkundig Museum Steen te Antwerpen en later overgebracht naar het Museum Vleeshuis. In 1959-1960 werd het voor grondige conservatiebehandeling toevertrouwd aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium te Brussel. De andere twee uit die tijd nog bestaande retabels van Averbode zijn dat van Laureis Keldermans, thans in de St.-Trudokerk te Opitter (provincie Limburg) en dat van Jan de Molder, nu in het Cluny-museum te Parijs.
Het hier besproken Antwerps retabel - de hand komt op het centraal gedeelte een drietal keren voor - is een van de vele Brabantse retabels waarvoor vooral in de tweede helft van de vijftiende en de eerste helft der zestiende eeuw, buiten de Scheldestad, inzonderheid Brussel en Mechelen bekend waren. Behalve in Nederland werden ze ook van ouds verspreid onder meer in Duitsland, de Scandinavische landen, Frankrijk en Spanje.
Het retabel van Jacob van Cothem neemt onder de overgebleven Brabantse retabels een aparte plaats in, doordat het 'gesneden' centraal gedeelte slechts bestaat uit één zeer groot tafereel: Bewening van Christus en één zeer klein: Christus in het voorgeborchte der hel. Daardoor zijn de beelden in het hoofdtafereel groter en kunnen ze meer indruk maken dan die in soms aanzienlijker retabels, in talrijker vakken met toneeltjes verdeeld.