De stoutmoedige diefte van het Lam Gods

In de nacht van 10 op 11 april 1934 worden twee panelen van het wereldberoemde retabel van de gebroeders Van Eyck "De aanbidding van het Lam Gods" gestolen uit de Sint-Baafskathedraal te Gent. Tot op heden is één van de panelen nog steeds zoek. Van 29 september t/m 7 januari 1996 loopt in de Sint-­Pietersabdij een tentoonstelling over deze "stoutmoedige diefte". 

Karel Mortier voor de Gentse Sint-­Baafskathedraal (foto Marc Devos)

Karel Mortier voor de Gentse Sint-­Baafskathedraal (foto Marc Devos) 

Het is 7 uur, woensdagmorgen, 11 april 1934, als één van de onderkosters van de Gentse Sint-Baafskathedraal in de Vijdtkapel het gordijn voor het retabel van "Het Lam Gods" opent. Op de plaats van de grisaille van Sint-Jan en de Recht­vaardige Rechters gaapt een gat. Het nieuws van de diefstal verspreidt zich als een strovuur­tje door de stad en al snel vult de Vijdtkapel zich met nieuws­gierigen. De volkstoeloop is zo massaal dat de commissaris van de gerechtelijke politie besluit later op de dag terug te komen om de "eerste vaststellingen" te doen. Op 1 mei komt op het Bisschoppelijk paleis een brief toe: "Wij hebben het voorrecht mee te delen dat wij beschik­ken over de twee schilderijen van Van Eyck. die in de hoofd­kerk van uw stad werden ontvreemd.". De persoon die tekent met D.U.A., vraagt 1 miljoen frank losgeld voor het paneel van de "Rechtvaardige Rechters". Om zijn solvabiliteit te bewijzen, bezorgt hij de grisaille van Sint-Jan terug. 

Op zondag 25 november krijgt de Wetterse wisselagent Arsène Goedertier, tijdens een politieke meeting in Dendermonde, een hartaanval. Op zijn sterfbed vertelt hij zijn vriend en raads­man Georges De Vos: "Ik alleen weet waar 'Het Lam Gods' zich bevindt. .. in mijn bureau ... schuif­ken ... " de rest van zijn geheim neemt hij mee in zijn graf. 

Toen Karel Mortier, ere-hoofd­commissaris van Gent, pakweg 30 jaar terug het gerechtelijk dossier van de diefstal in handen kreeg, geloofde hij zijn eigen ogen niet: "Ik ontdekte enorme hiaten en diverse procedure­fouten. Van een onderzoeksrech­ter is in het hele dossier geen spoor te vinden! Belangrijke getuigen worden pas jaren later verhoord! De commissaris doet pas 's avonds de eerste vaststel­lingen en meldt dan laconiek dat hij 'geen sporen heeft gevonden'! Het gerecht neemt geen foto's ... de pers gelukkig wel. Deze persfoto's hebben mij een schat aan informatie verstrekt." 

Karel Mortier startte zijn eigen onderzoek, een zoektocht naar de waarheid én de Rechtvaardige Rechters. Zijn bevindingen schreef hij neer in "Dossier Lam Gods" dat vorig jaar verscheen bij de Stichting Mens en Kultuur. De opbouw van het boek is ook terug te vinden in de tentoon­stelling "De stoutmoedige diefte van het Lam Gods". De zwerf­tocht van het retabel doorheen de eeuwen, de diefstal, het onderzoek met zijn vele blunders en de zoektocht naar het verdwenen paneel van de Rechtvaardige Rechters worden er evoceert. De bezoeker wordt speurder in "Vlaanderens grootste thriller" en ... misschien duikt dit najaar het verdwenen paneel wel weer op. Voor Karel Mortier komt slechts één zoekplaats in aanmerking: de Sint-Baafskathedraal. 

Praktisch

"De Stoutmoedige diefte van het Lam Gods", van 29 september t/m 7 januari 1996

Centrum voor Kunst en Cultuur Sint-Pietersabdij, Gent 

De Kunststeden nodigen uit

De Kunststeden nodigen uit

Op 7 en 8 oktober nodigen meer dan dertig Vlaamse kunststeden u uit voor een nadere kennismaking. Het wordt een heus feestweekend, met tentoonstellingen, stadswandelingen, concerten, museumbezoeken, straatanimatie, zoektochten, volksspelen...

De Kunststeden nodigen uit

De Vlaamse kunststeden (grote en kleine) zijn een haast onuitputtelijke inspiratiebron voor korte vakanties of boeiende daguitstappen. Alle combineren ze een rijk historisch patrimonium met een bruisend cultuur- en stadsleven. U kan er leerrijke museumbezoeken meemaken, maar net zo goed gezellig rondkuieren en van de sfeer genieten. Om lekkere hapjes en drankjes zal u nergens verlegen zitten en zowat in elke stad is verzorgd logies te vinden. Tijdens het weekend van 7 en 8 oktober doen de Vlaamse kunststeden er nog een schepje bovenop: zij nodigen u uit voor een bijzondere, soms exclusieve, kennismaking met hun rijke aanbod. Antwerpen, Brugge, Brussel en Gent zijn uiteraard van de partij; maar ook minder gekende parels als Diksmuide, Oudenaarde, Herentals, Tongeren of Tienen tonen dat ze heel wat in petto hebben. U kan bijvoorbeeld kennismaken met de art déco-stijl in Sint-Niklaas, een drakenspel spelen in de Gentse straten en steegjes, de perfectie van de drukkunst aanschouwen in T umhout, een boottocht maken van Brugge naar Damme ... 

Het programma van het weekend "De Kunststeden nodigen uit" zal vanaf 13 september beschikbaar zijn. In een speciaal magazine verneemt u er alles van. U kan deze brochure afhalen bij de VVV''s en Diensten voor Toerisme in uw stad of streek. Ook in alle postkantoren liggen ze te grabbel. Om het magazine huisgestuurd te krijgen telefoneert u naar het nummer 02/504.03.90 van Vlaams Commissariaat- Generaal voor Toerisme. 

Na "Ontdek Groen Vlaanderen" (27 & 28 mei) en "De kust verwacht u" (24 & 25 juni) vormt het weekend "De Kunssteden" nodigen uit (7 & 8 oktober) het sluitstuk van de actie "Vlaanderen UW Vakantieland". Deze actie wordt georganiseerd door het Vlaams Commissariaat-Generaal voor Toerisme, de plaatselijke VVV's, de Toeristische Diensten en vele andere partners. 

Uurwerk in oude glorie hersteld

Sinds deze zomer is in het museum Plantin-Moretus de antieke staande klok teruggeplaatst die door de Antwerpse "klokkendokter" Bernard Meier werd gerestaureerd. De klok werd in de tweede helft van de achttiende eeuw gemaakt door de Antwerpenaar Van Loock. 

Op de wijzerplaat is de fase van de maan af te lezen. Hierdoor kon men destijds perfect de tijd van hoog- en laagwater bere­kenen, en dus ook de beste tijd bepalen voor het in- of uitvaren van de ondiepe Antwerpse haven en Westerschelde. Het meubel zelf is, zoals de meeste Antwerpse klokken, vrij sober en uitgevoerd in eikehout. Het raderwerk en de wijzerplaat van deze klok waren sterk vervuild en geoxideerd. Het raderwerk vertoonde veel slijtage. Bij de restauratie werd de klok niet alleen weer in goede staat ge­bracht, maar ook beschermd tegen slijtage in de toekomst. Ook het raderwerk van de Friese stoelklok werd door Bernard Meier grondig gerestaureerd. Dit model ontstond aan het einde van de achttiende eeuw. De klokken, waarvan vele onderdelen meestal in huisarbeid werden vervaardigd, werden samengesteld in tientallen kleine klokkenmakers-werkplaatsen. De wandplank van deze klok werd aan weerszijden uitgezaagd in de vorm van meerminnen of papegaaien. Het dakje en de voorzijde van de kast zijn versierd met vergulde loden ornamenten en de zijkanten voorzien van glazen deurtjes.

Praktisch

Museum Plantin-Moretus, Antwerpen 

Restaurateur Bernard Meier,  Antwerpen, 03/232.65.70. Het atelier is te bezoeken (in groep en na afspraak) en geopend op werkdagen van 9 tot 12u. en van 14 tot 16u. 

"De verheelijking van Diana". Vlaams wandtapijt begin I 8de eeuw. Museum voor Schone Kunsten, Gent  (foto: Koninklijk lnstituut voor het Kunstpatrimonium).

"De verheelijking van Diana". Vlaams wandtapijt begin 18de eeuw. Museum voor Schone Kunsten, Gent (foto: Koninklijk lnstituut voor het Kunstpatrimonium). 

Wandtapijten terug in het museum

Het Museum voor Schone Kunsten van Gent bezit een belangrijke reeks wandtapijten die in het begin van de 18de eeuw bij een Brussels atelier werden besteld. In het kader van de restauratiecampagne "S.O.S. Wandtapijten" werd de reeks gerestaureerd door de Koning Boudewijn Stichting, hierin gesteund door de Nationale Loterij. 

De tapijten stellen de "Verheer­lijking van de Goden" voor en sierden ooit het Kanselarijhuis in het Gravensteen te Gent. Deze meesterwerken van de Brusselse tapijtkunst hangen thans definitief weer op hun plaats in de erezaal van het Gentse Museum, ook wel de "tapijtenzaal" genoemd. Omwille van de bewaring werd het licht daar gedimd. Ter gelegenheid van deze nieuwe presentatie worden enkele studietekeningen getoond die met de tapijten verband houden, alsook de interieur-ontwerpen voor de originele lambrizering in het thans verdwenen Kanselarijhuis van het Gravensteen. Voor de restauratie van een oudere reeks, "Het leven van Darius", zoekt het museum momenteel een sponsor. 

Praktisch

 Monument aan de Arbeid, Brussel

 Monument aan de Arbeid, Brussel

Uniek site dringend aan restauratie toe

In 1900 ontwierp de beeldhouwer Constantin Meunier ( 1831-1905) zijn "Monument aan de Arbeid". Het bestaat uit vier hoogreliëfs: de oogst, de industrie, de mijn en de haven. 
Vijf beelden: de zaaier, het moederschap, de voorvader, de smid en de gehurkte mijnwerker, vervolledigen het geheel. 

Gesteund door Victor Horta zocht Constantin Meunier voor zijn Monument aan de Arbeid naar een architecturale vormgeving. Hij sterft echter nog voor het monument wordt uitgevoerd. Het zal pas in 1930 worden opgericht na een wedstrijd waarvan architect Mario Knauer de winnaar was.

In 1923 wordt een "Comité voor de Oprichting van het Monument aan de Arbeid" gesticht. Het schrijft een wedstrijd uit voor het ontwerp van een architectonisch kader voor de beelden en de hoogreliëfs. Het ontwerp van Mario Knauer, een kubistische opstelling, wordt verkozen en uitgevoerd op het Jules de Troozplein. Het "Monument aan de Arbeid", ingehuldigd op 12 oktober 1930, wordt erkend als een van de meest merkwaardige monumentale beeldhouwwerken in de stad Brussel. Ook op internationaal niveau is dit monument van grote betekenis.

De jarenlange teloorgang van de omgeving van het monument heeft langzaam maar zeker de aftakeling veroorzaakt. De beeldengroep is sinds haar oprichting regelmatig slachtoffer van vandalisme. Het monument is hierdoor in zijn totaliteit bedreigd. Daarom werd op 13 juni 1995 het "Comité voor de Bescherming van het Monument aan de Arbeid" opgericht. Dit comité is zich bewust van het dreigend gevaar en richt een oproep tot alle verantwoorde­lijke overheden, in het bijzonder tot de stad Brussel en de Executieve van het Brussels Gewest. Binnen de kortst mogelijke termijn moet een definitieve oplossing gevonden worden om het monument te beschermen en om het voortbestaan op lange termijn te garanderen. 

Praktisch

"SLA", de viermaandelijkse periodiek van de v.z.w. Sint-­Lukasarchief wijdt haar uitgave van mei-augustus 1995 volledig aan de polemieken rond het "Monument aan de Arbeid". Voor inlichtingen: Sint­Lukasarchief, Rogierstraat 173, 1210 Brussel, 02/217.65.99 of fax: 02/219.93.10. 

Renovatie van de Rubens­- en de Jordaens & Van Dyckzaal

Beide zalen worden volledig heringericht, voorzien van een nieuw alarm- en bewakings­syteem en er komt een andere wandbekleding. De voorziene einddatum is 20 oktober e.k. De schilderijen zullen vanaf 26 oktober aan het publiek in een nieuwe opstelling worden gepresenteerd.

De schilderijen van Rubens, Jordaens en Van Dyck worden tijdens de renovatie in een andere zaal ondergebracht . 

Vlaams industrieel erfgoed

Memorandum van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (WIA)

In elke Vlaamse gemeente zijn er sporen van ambachtelijke, industriële of technologische  ontwikkelingen uit het verleden. 

Het zijn oude bedrijfsgebouwen (van wind- en watermolens tot fabriekjes), oude transportinfra­structuur (bruggen, stations, ... ), diensten (watertorens, ... ) of woningen. 

Al deze gebouwen en installaties, evenals de documenten en archieven die erop betrekking hebben, zijn de getuigen van de wortels van onze hedendaagse maatschappij. Relicten van hoe onze directe voorouders in vaak weinig te benijden omstandigheden onze welvaart hebben gegrondvest. Het behoud van dit industrieel erfgoed is géén nostalgie, maar op de wortels van het verleden kunnen boeiende en vernieu­wende processen geënt worden die kunnen bijdragen tot een sociale en economische creativiteit. 

Bovendien vormt dit erfgoed een "wervingsreserve" voor het in alle Europese landen opkomend industriële toerisme. De WIA situeert de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van dit industrieel erfgoed bij de gemeente en provinciebesturen aan wie wordt gevraagd om bij te dragen tot het lanceren van het Jaar van het Industrieel Erfgoed in 1996. 

Praktisch

Verdere informatie bij: WIA. Postbus 30, 9000 Gent 12. 

"Vlaamse wandtapijten. Vijf eeuwen traditie"

In het historische kasteel van Vianden wordt dit najaar een van de 19 officiële tentoonstellingen van "Luxemburg, culturele hoofdstad 1995" georganiseerd. Een vijftigtal wandtapijten geweven tussen 1490 en vandaag getuigen van het Vlaamse meesterschap in dit ambacht. 

Deze wandtapijten behoren tot de collecties van de Koninklijke Manufactuur De Wit Mechelen en van kunsthandel Bernard Blondeel uit Antwerpen. 

De geselecteerde meesterwerken werden vervaardigd in de belangrijkste Vlaamse ateliers, waaronder die van Brussel, Oudenaarde, Brugge, Antwerpen en Mechelen. Vooral tijdens de 16de eeuw waren wandtapijten een van de belangrijkste exportprodukten van Vlaanderen. De wandtapijten bedekten kale muren van kille kastelen, burgerhuizen of kerken. Ze waren symbolen van rijkdom en macht. Meestal bestelde men geen afzonderlijk tapijt maar een "kamer" wandtapijten of een reeks waarin een verhaal over verschillende taferelen is uitgesponnen. Die kleden hingen dan boord aan boord. van de zoldering tot de vloer.

Typisch voor de Westerse tapijtkunst is de thematische rijkdom: religieuze of mythologische taferelen, fantasierijke ridderverhalen, heroïsche wapenfeiten, stillevens enz. Na Atrecht en Doornik werd Brussel tegen het einde van de 15de eeuw het grootste produktiecentrum van wandtapijten in West-Europa. Maar in de tweede helft van de 16de eeuw brachten de godsdiensttroebelen tussen katholieken en protestanten een ware exodus van hooggeschoolde werkkrachten, waaronder wevers, op gang. Vlaamse wevers werden gelokt door buitenlandse hoven om ter plaatse nieuwe manufacturen te stichten.

Zo neemt Parijs met de oprichting van de Franse staatsmanufactuur van gobelins vanaf 1662 de leidende rol van Brussel over. Vandaag is het enige Belgische weefatelier de Koninklijke Manufactuur van Wandtapijten De Wit. 

Praktisch

Kasteel van Vianden, Groothertogdom Luxemburg ( 15/9 - 29/10)

Gedeeltelijke heropening Groeninge Museum, Brugge

Sinds juli van dit jaar is er in het Brugse Groeninge­museum een grondig vernieuwd en heringericht gedeelte van de permanente collectie toegankelijk. 

Vier grote zalen, in aansluiting op de l 5de-eeuwse Primitieven, zijn helemaal aan de schilderkunst van de renaissance gewijd.

De Brugse schilderkunst stond in het begin van de 16de eeuw sterk onder de invloed van Gerard David en was gedomi­neerd door twee van zijn leerlingen Adriaan Isenbrant ( ca.1490-1551) en Ambrosius Benson (ca.1499-1550). De nieuwe geest van de renaissance die zich vooral in architecturale en sierelementen manifesteerde, werd het vroegst uitgebeeld door Jan Provoost ( 1465-1529) en Lanceloot Blondeel (1496- 1561). Uit het midden van de 16de eeuw bezit het museum schilderijen van Jan van Hemessen (ca.1500-1156/7), Cornelius van Cleve (1520- 1567) en Adriaen Key (ca.1540- ca.1590). Hun oeuvre belicht enkele facetten van de renaissancekunst in Brabant.

De tweede helft van de 16de eeuw wordt beheerst door de figuur van Pieter Pourbus (1523/4-1584). Zijn monumentaalste werk "Het Laatste Oor­deel" schilderde hij in 1551 voor de schepenkamer van het Brugse Vrije, in navolging van Michelan­gelo. Zopas verwierf de stad Brugge een vroeg en tot dusver onbekend werk van Pieter Pour­bus, namelijk "Het Laatste Avondmaal" (1548). Het schil­derij wordt permanent tentoon­gesteld in de Pourbuszaal. 

In het najaar wordt de nieuwe Xaveriusvleugel. met de permanente collectie van de periode 1600 tot 1900, voor het publiek opengesteld. Nieuw en al te bezoeken is het ensemble van hedendaagse kunst met de Genisis-reeks ( 1966-1968) van Roger Raveel. Het betreft een reeks van 33 tekeningen op het thema van het scheppingsverhaal.

Praktisch

Herisemse papiermolen opnieuw actief

Brabantse papiermolens lagen 500 jaar geleden aan de basis van de Belgische papierindustrie. 
Met de restauratie van de Herisem Papiermolen te Alsemberg wordt in de Zennevallei de oude techniek van het handgeschept papier en het gekoetst karton opnieuw beoefend. 55 jaar nadat de kartonfabriek "Cartonnage FR.-X Winderickx" haar produktie stillegde, drijft de Molenbeek opnieuw de twee grote waterwielen van de molen aan. 

Herisemse papiermolen

De produktie van papier en karton waren typische platteland­snijverheden. De mechanisatie van de laatste tweehonderd jaar liet een typisch industrieel erfgoed na. De achtergebleven en nu grotendeels gerestau­reerde, originele, machines en voorwerpen vormen samen met de mondelinge overlevering een waardevolle bron aan informatie over het sociaal-economisch leefklimaat van weleer. 

De eerste werken dateren van 1988 maar het was wachten tot juni 1992 vooraleer er binnen het vernieuwde monumentenbe­leid ruimte was voor een grondige restauratie in vier fasen. In de nu afgelopen tweede fase werd het volledige produktie­proces, vanaf de verwerking van de grondstof tot het eindpro­dukt, opnieuw gevaloriseerd.

De molen werd vanaf 1842 door twee waterwielen aangedreven. Beide waterwielen, één houten en één ijzeren, werden tijdens de recente werken teruggeplaatst. De Herisemvrienden stellen zich niet alleen tot doel de Herisem Papiermolen te laten uitgroeien tot een "econo-museum" gele­gen in een beschermd landschap, zij willen ook de bijna verdwenen technieken en de oude produktieprocessen opnieuw introduceren. In samenwerking met de VDAB werd reeds een eerste papierschepper opnieuw opgeleid. Samen met de Monumentenwacht Vlaanderen loopt een opleidingsprogramma voor vier jongeren. Via aller­hande werkzaamheden in de molen en het omliggende landschap krijgen zij werkervaring. 

De eerstkomende restauratie­werken aan de Herisem Papier­molen hebben hoofdzakelijk betrekking op de bijgebouwen. Naast de restauratie van de smidse en het lijmkot wordt de uitbouw van een bezoekers­centrum, logies en een cafetaria gepland. Binnen deze fase valt ook de restauratie van de transportwagens. Sinds vorig jaar grazen opnieuw Branbantse trekpaarden in de weiden rond de papiermolen. Ook deze paarden maken deel uit van het beschermd patrimonium. Na de restauratie van de wagens zullen zij opnieuw ingespannen worden.

Praktisch

Bosmuseum Jan van Ruusbroec in Groenendaal

In het hartje van het Zoniënwoud, aan de brug van Groenendaal (Hoeilaart) opende in mei het bosmuseum Jan van Ruusbroec. 

Het Bosmuseum van Jan van Ruusbroec werd ingericht als het boseducatief centrum (B.E.C.) van de Provincie Vlaams Brabant. Het maakt deel uit van een netwerk van bos- en natuur­educatieve centra van het Vlaamse Gewest die nog in uitvoering zijn of in ontwerp. Doelstelling van het B.E.C. is natuureducatie bieden aan scholen, verenigingen, groepen en individuen. iedereen die dat wil kan zich in het bosmuseum Jan van Ruusbroec laten rondleiden in de wereld van het bos en zijn bewoners. 

Jan van Ruusbroec (1293-1381) was één van de beroemdste Middelnederlandse auteurs en tevens een bekend mysticus. Hij was kapelaan van de Sint-­Goedelekerk (nu Sint-Michiels­kathedraal). Hij trok zich vaak terug in de bossen rond de vallei van Groenendaal waar hij mystieke ervaringen had. In 1344 stichtte hij er samen met enkele gezellen een priorij. Jan van Ruusbroec werd de eerste prior van de gemeenschap van Augustijnermonnikken. Het gebouw waar het bosmuseum werd ondergebracht is de oude pachthoeve van de priorij, gebouwd tussen 1777 en 1782. Na de ontmanteling van de priorij, onder de Franse over­heersing, bleef ze in gebruik als hoeve en boswachterswoning en daardoor van afbraak gevrij­waard. Tijdens de voorbije decennia werd er door de voormalige Dienst Waters en Bossen (nu Afdeling Bos en Groen) een bosmuseum inge­richt. De voorbije drie jaar werd het gebouw grondig gerestau­reerd en de tentoonstelling op professionele manier heringericht. 

Op het gelijkvloers krijgt de bezoeker van het bosmuseum Jan van Ruusbroec een situering van het Zoniënwoud met de verschillende eigenaars, maquettes over het bosbeheer, een voorstelling van de voedsel­keten, een maquette van de geologische ondergrond, de diverse bostypes en de verschil­lende houtsoorten die het Zoniënwoud voortbrengt. 

Op de eerste verdieping zijn oude boswerktuigen te zien en een collectie zaden. Nieuw in het museum zijn de diverse toepassingen van hout, een vlindercollectie en een reeks nestkastjes. Terug op het gelijkvloers wordt in de Spaanse zaal de geschiedenis van het Zoniënwoud samen met die van Groenendaal en zijn priorij weergegeven. 

En dan wordt het tijd voor een flinke wandeling door het prachtige Zoniënwoud. Groepen kunnen met een gids van het bosmuseum op pad. Voor individuele wandelaars liggen wandelgidsjes klaar. 

Praktisch

Heropening Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen

Zelfs de duurste wetenschappelijke toestellen in de universitaire laboratoria zijn op een dag verouderd. De toestellen worden ontmanteld, naar een stort gevoerd of verdwijnen in één van de vele kelders van de universiteit. Het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen van de Gentse Universiteit, het vroegere Museum Wetenschap en Techniek, wist niettemin een imposant aantal instrumenten te redden. 

Phenakisticoopschijf volgens Plateau (Fantascoop). Verzameling J. Plateau, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen - Universiteit Gent (foto: Prof. Dr. M. Dorikens) 

Phenakisticoopschijf volgens Plateau (Fantascoop). Verzameling J. Plateau, Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen - Universiteit Gent (foto: Prof. Dr. M. Dorikens) 

Eind juni heropende het museum, na een sluiting van een jaar, zijn deuren. Van de Korte Meer in hartje Gent, verhuisde het museum naar de Sterre aan de rand van de stad, in de onmiddellijke omgeving van de universitaire laboratoria.

Op het terrein van de Sterre werden oude militaire loodsen gerenoveerd en een deel kwam ter beschikking van het museum. Omdat de beschikbare opper­vlakte beperkt is: 400m² tentoon­stellingsruimte en 400m² biblio­theek. depot en werkruimte, werd geopteerd voor een heroriëntering van het museum en een nieuwe benaming: "Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen". Slechts stukken met een wetenschap­pelijke betekenis werden opgenomen in de permanente tentoonstelling. Vermits andere musea in België zich specialiseren in "techniek" wordt dit aspect van de bezittingen niet meer zo sterk benadrukt als voorheen. In het nieuwe museum worden zowat 700 instrumenten tentoongesteld. 

Het museum beschikt over enkele zeer interessante collecties. Het "Legaat Van Monckhoven" omvat zowat 400 boeken over fysica, sterrekunde en fotografie, met daarbij een verzameling lenzen ( de grootste met een diameter van 40cm), objectieven en instrumenten. Van de wereldberoemde Gentenaar Dr. Leo Bakelandt bezit het museum een uitgebreid archief en enkele unieke stukken in bakeliet door hemzelf gemaakt. De "Collectie Joseph Plateau" is de belangrijkste collectie van het museum: 's werelds meest uitgebreide phenakisticoop, fantascoop en anorthoscoopschijven 
(originelen) samen met allerlei kleurwaamemingsinstrumenten, zijn alleen in dit museum te zien.

Verder illustreren zeer mooie instrumenten uit de topografie en een zeer grote collectie fysica-instrumenten afkomstig uit het (voormalig) Natuurkundig Laboratorium de vakbekwaam­heid van de instrumentenmakers van de 19de en begin 20ste eeuw. 

De eerste tijdelijke tentoon­stelling in het Museum voor de Geschiedenis van de Weten­schappen is gewijd aan prof. J.E. Verschaffelt (1870-1955). Verschaffelt was directeur van het Natuurkundig Laboratorium van 1923 tot 1939. Hij werd een internationaal gerespecteerde autoriteit op het gebied van lage temperaturen, viscositeit en thermostatica. De "Collectie Verschaffelt" bevat stukken die dateren vanaf 1850. De tentoon­stelling biedt aldus een mooi overzicht van de evolutie over ruim 100 jaar onderzoeks- en onderwijsinstrumentarium uit de wetenschappen. De vormgeving, de gebruikte materialen en de afwerking van de instrumenten zijn een weerspiegeling van de sociale en culturele evolutie in de 19de en 20ste eeuw.

Kanonnengebulder boven Brussel

Vandaag is het Sarajevo, driehonderd jaar geleden was het Brussel. In augustus 1695 schoten de Franse kanonnen de hoofdstad tot puin. Brussel herdenkt deze droevige episode in zijn geschiedenis met een boeiend museumparcours en een colloquium op 23 november. 

"De Grote Markt van Brussel na het bombardement", gravure van Augstin Coppens.

"De Grote Markt van Brussel na het bombardement", gravure van Augstin Coppens. 

In de tweede helft van de 17de eeuw werd West-Europa verscheurd door een reeks oorlogen tussen het Frankrijk van Lodewijk XIV en de Habsbur­gers, Engeland en Holland ander­zijds. De Belgische provincies vormden het slagveld waarop meerdere geschillen werden uitgevochten. Ons land beleefde toen zijn "rampzalige eeuw". Van 13 tot 15 augustus 1695 kreeg Brussel een artilleriebom­bardement te verduren dat werd afgevuurd door de Franse troepen op bevel van Maarschalk de Villeroi. Het stadhuis dat het voornaamste doelwit vormde, bood opmerkelijke weerstand, maar de kunstschatten gingen toch in de vlammen op. Na 48 uur van quasi ononderbroken beschietingen lagen meer dan 4000 huizen in puin en as.

Nauwelijks was het bombarde­ment voorbij of de stad organi­seerde zich om de wederop­bouw aan te vatten. Het resultaat kunnen we vandaag nog steeds bewonderen. 

Via een boeiend parcours, uitgestippeld door de Educatieve Dienst van de Musea van Brussel, kan u de belangrijkste momenten van dit gebeuren herbeleven. Het wandelparcours voert u naar vier stedelijke musea: het Museum van de Stad-Broodhuis, het archeologisch site-museum Bruxella 1238, het Stadhuis en het Museum voor Kostuum en Kant. Het museumparcours is nog te bewandelen tot 23 november, dag waarop in het Stadhuis van Brussel een wetenschappelijk colloquim wordt georganiseerd omtrent het bombarde­ment van Brussel. Het colloquim is toegankelijk voor alle geïnteres­seerden. 

Praktisch

Kanongebulder boven Brussel, tot 23 november

Info en reservatie: Educatieve Dienst van de Musea van de Stad Brussel

Download hier de pdf

OKV Mededelingen 1995.3.pdf