Wat bezielde in 1903 een pléiade industriëlen en kunstliefhebbers om in Gent een museum voor toegepaste kunst op te richten?
Uit het goede hout gesneden
Deze retorische vraag kan niet meteen beantwoord worden, vermits documenten over de voorbereiding van dit initiatief niet meer beschikbaar zijn. Zekerheid hebben we wel over de doelstellingen van de "Union des Arts Industriels et Décoratifs". In een rondschrijven aan scholen en bedrijven verduidelijkte het "Besturend Comité" zijn werking als volgt: "Wij hebben de eer uwe aandacht te vestigen op de verzamelingen welke ons Museum en Bibliotheek bevatten. Ons doel is aan alle oversten van technieke leergangen en aan alle kunstnijveraars en hun personeel de specimens van pracht- en andere meubelen te leeren kennen, waarvan den aankoop door onze Vereeniging gedaan is sedert hare stichting ten jare 1903, in groote verkoopingen bij bijzonderen. Met u uit te nodigen om ons Museum te komen bezichtigen en onze toegevoegde Bibliotheek te raadplegen, verzoeken wij u, uwe leerlingen, medehelpers, bedienden en werklieden aan te moedigen onze verzamelingen te komen nazien. Het lokaal, nieuw ingericht, in eene bovenzaal der Academie van Schone kunsten, is kosteloos toegankelijk voor het publiek, de Zondagen, van 10 tot 1 uur, en de Donderdagen, van 2 tot 5 uren. De werken en albums die de bibliotheek bevat staan ter beschikking der bezoekers, die er na goeddunken, kopijen, teekeningen, enz., zonder toelating mogen uitnemen... Om de toelating tot het namaken der voorwerpen, en om inlichtingen te bekomen, wende men zich tot den heer A. Heins. bewaarder, Onderstraat, 18 te Gent".
" In de "catalogue sommaire", uitgegeven in 1909, kunnen we vaststellen dat de collecties toen reeds 28 grote meubels, 37 zetels, 66 stoelen, 2 canapés, 40 kaders, 2 koffers, 6 spiegels, 21 tafels en 2 horlogekasten omvatten, naast een keramiekcollectie, koper en brons, meubelfragmenten en een grote textielcollectie. De vorming van de textielcollectie is zeker niet bevreemdend wanneer we in het organisatiecomité van het Museum de namen terugvinden van textielindustriëlen als Maurice de Smet de Naeyer, Ferdinand de Hemptinne en Lucien Morel de Boucle St. Denis.
De financiële middelen voor de museale werking werden geleverd door de staat, de provincie en de stad. Onder de comitéleden bevonden zich bekende namen als architect Oscar Van de Voorde, hoogleraar in de kunstgeschiedenis, Georges Hulin de Loo en Joseph Destrée, conservator van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis. Het dubbel voorzitterschap werd waargenomen door G. Cooreman, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, en door Fernand Scribe, "artiste-peintre". Na een voorlopige opstelling van de collecties op het gelijkvloers van de Akademie in de Sint-Margrietstraat verhuisde het Museum naar de tweede verdieping voor een definitieve opstelling.