Het Design museum Gent werkt aan een nieuwe collectiepresentatie, die volgend voorjaar zal openen. Tot dan is er geen vaste opstelling van de verzameling te zien. Wel toont het museum een aantal stukken in ‘Maarten Van Severen & Co’.
Maarten Van Severen & Co
Open context
Naar aanleiding van de tiende verjaardag van het overlijden van Maarten Van Severen (1956-2005) wordt het werk van de Belgische ontwerper opnieuw aan het publiek voorgesteld in Maarten Van Severen & Co. De tentoonstelling
is samengesteld door Eva Van Regenmortel van The Maarten Van Severen Foundation en is gedurende vijf jaar in een wisselende opstelling te zien in het Design museum Gent. Het werk van Maarten Van Severen wordt er in een open context gepresenteerd, wat verrassende inzichten oplevert. De aandacht gaat nu niet naar het succes van zijn stoel .03, waaraan de Maarten Van Severen Foundation eerder een tentoonstelling wijdde, maar naar de attitude van Maarten Van Severen bij het ontwerpen, als maker, kunstenaar en verzamelaar. Die attitude is niet eenvoudig te duiden door te verwijzen naar de invloed van Donald Judd en de minimal art. De tentoonstelling haalt Maarten Van Severen weg uit een eenduidige categorizering en brengt zijn ontwerpen “over generaties en nationaliteiten heen in verband met die van anderen: designers, architecten en kunstenaars van wie het werk hem inspireerde of verwantschap vertoont met het zijne.”
Het beeld dat zo wordt geschetst sluit aan bij de vele inspiratiebronnen die Maarten Van Severen tijdens zijn leven aangaf en creëert een boeiend parcours van uiteenlopende indrukken en exemplarische voorbeelden uit diverse tradities. In dit geheel is het werk van Maarten Van Severen even discreet aanwezig als dat van de anderen. Ook de context die errond wordt opgebouwd, is niet opdringerig. De scenografie, uitgewerkt door Robbrecht en Daem architecten, speelt hierop in. Het architecturale, open rek dat centraal in de tentoonstellingsruimte staat is een uitvergroting van Van Severens kastprincipe. De twaalf identieke vakken – het zouden er meer kunnen zijn want het rek laat zijn horizontale panelen voorbij de compartimentering lopen – visualiseren wat Geert Bekaert in Maarten Van Severen, (Ludion, 2000) over de kast in het werk van de ontwerper schreef: “In de vakken ontstaan eigen werelden, aan elkaar gelijk en toch ,door hun onderlinge betrekkingen verschillend, van elkaar gescheiden en op elkaar betrokken door een flinterdunne wand.” Het principe geldt voor de hele tentoonstelling, ook wanneer de objecten niet in een kast staan opgesteld.
In het rek nodigt elk meubel uit een verwantschap te ontdekken, zonder dat een hiërarchie wordt opgelegd. De rode armstoel (1984) van Donald Judd staat er even afwachtend als de andere meubels. De objecten in het rek illustreren verschillende aspecten, zoals het streven naar een sterke lichtgewicht stoel, het experimenteren met ongewone materialen, het ‘tekenen’ van meubels in de ruimte, het bewust kiezen voor de essentie. Dit kunnen kenmerken zijn van één en dezelfde traditie, bijvoorbeeld in navolging van het modernistische ideaal uit de jaren 1920. Maar het kunnen ook kenmerken zijn van ontwikkelingen die andere richtingen uitgaan. In het rek staat bijvoorbeeld ook de Loop Chair (1954) van Willy Guhl, waarin een vel vezelversterkt beton in een doorlopende beweging een tuinzetel vormt en inspirerend werkte voor Van Severens Low Chair Aluminium (1993). Ook elders in het tentoonstellingsparcours is er ruimte om verbanden langzaam te ontdekken, zoals bij de verschillende verplaatsbare lampen op een nagebouwde boekenkast uit het atelier van Van Severen. Zelfs wanneer twee ontwerpen vlak naast elkaar staan, zoals een chaise longue van Maarten Van Severen uit 2000 en een heruitgave van de LC4 (1928) van Le Corbusier, Pierre Jeanneret en Charlotte Perriand, impliceert dit geen rechtlijnig verhaal, wel een interactie van meerdere tradities. Het Archief Maarten Van Severen bewaart een collage waarin de ontwerper diverse typen van ligzetels over elkaar heeft geplaatst. Een daarvan is een medisch ligbed.
Op de grens van meubel en object
Maarten Van Severen & Co brengt dingen en mensen bijeen zoals Maarten Van Severen dit tijdens zijn leven deed. En hij verzamelde en documenteerde. Daarvan getuigen onder meer de foto’s aan het begin van de tentoonstelling. Sommige beelden focussen op de volumes en de perspectiefwerking van constructies. Veel van die constructies lijken een vorm van leven te bevatten (soms groeien er zelfs bomen doorheen; elders op de tentoonstelling staat een maquette van het keukenpaviljoen dat hij in 2005 ontwierp voor de traiteurszaak Boxy, een bijgebouw met een levende boom erin). Wanneer de camera inzoomt op materiële oppervlakken, tonen ook deze zich vol beweging. Dingen lichten op in het donker, vlakken zijn kleur én licht. Maarten Van Severen was geïnteresseerd in zeevonk en hoe de zee kan oplichten op de plekken waar het water wordt bewogen. Voor Boss Paint wou hij een Blue Ice verf ontwikkelen die tegelijkertijd kleur en licht zou zijn. Een van de foto’s in de selectie toont een constructie van ijsblokken die in hun blauwige tint ook licht bevatten. Verder in de tentoonstelling manifesteert dit samengaan van licht en materie zich op tactiele wijze in de gezandstraalde glazen tafel van architectenatelier Chaix & Morel et Associés (1995) en in het met glasvezel versterkte tafelblad van First Table (2005) van NU Architectuuratelier. Andere foto’s illustreren Van Severens interesse in stoelen in alledaagse situaties, in mensen en hun houdingen, in gedekte tafels, in koken. Daartussen hangen een aantal schetsen van tafels en hun opbouwprincipes, waaronder een ontwerp van een tafel in glas. De reeks foto’s bevestigt het concept van het eerste boek dat de ontwerper in 2000 over zijn werk samenstelde en dat opent “met een labyrintische fotomontage”. Van Severen beschouwde dit boek als een intrinsiek onderdeel van zijn oeuvre. De Maarten Van Severen Foundation en Ludion hebben het opnieuw uitgegeven. Samen met het diepgaand essay dat Geert Bekaert voor deze publicatie schreef is het boek een ideale partner om mee neer te vlijen op de Blauwe bank (1997). Die bank beschrijft Geert Bekaert als “een strakke geometrische wolk, een kostbaar verloren voorwerp, een object dat materie gebleven is”.
Van Severen plaatst zich in een traditie waar de kunstenaar of ontwerper aangeeft hoe het werk kan (of soms moet) worden gedefinieerd: als kunst, als design of als een object dat geen disciplinaire opsplitsing vraagt. Met de uitspraak “Ik werk op de grens van het bruikbare meubel en het onbruikbare object” neemt hij afstand van Donald Judd die voor zijn eigen werk expliet het verschil tussen kunst en meubels formuleerde. Wanneer in de tentoonstelling drie verschillende posities vlak naast elkaar worden getoond – een abstract schilderij van Dan Van Severen, een functionele marmeren box van Muller Van Severen en een kast van Maarten Van Severen die in samenwerking met kunstenaar Willem Cole een kunstwerk vormt – dan wordt niet het verschil maar de verwantschap benadrukt. Die verwantschap wordt onder meer gekarakteriseerd door een sensuele geometrie.
Zinnelijkheid vol beweging typeert ook Van Severens lange tafel in aluminium (1988). Het tafelblad toont met plezier de sporen van daadwerkelijk gebruik. Het is een tafel die meeleeft, zoals La table soûle (2004) van Benoît van Innis, een bevriend kunstenaar met wie Van Severen samen projecten heeft uitgewerkt. La table soûle is een poëtische voorstelling van een dronken tafel die haar strakke vormen verliest en danst op bijna dierlijke poten. Onder La table soûle hangt een foto van Lost III (2011) van Berlinde De Bruyckere, waarin een verweerde tafel een doodgeboren veulen draagt. In de horizontaliteit van Van Severens lange tafel herkende Geert Bekaert reeds de werking van ‘l’informe’ zoals geformuleerd door Yve-Alain Bois en Rosalind Krauss in L’informe: mode d’emploi (1996). Met hun interpretatie van het vormloze wilden Bois en Krauss ook vaste denkkaders onderuithalen, iets wat in Maarten Van Severen & Co voortdurend gebeurt. Daarnaast is Van Severens lange tafel een grijs vlak vol leven, zoals de foto C.A.-M.I.-09 (2009) van Dirk Braeckman, waarin een vrouwenlichaam en een interieur in diepe grijstinten zijn vastgelegd.
Veel perspectieven komen samen in (Bukwerk) Maarten, de zalf voor Frida’s hare rug heeft verstrekkende gevolgen (2004) van William Phlips: een doorleefde tak, objet trouvé, uit vriendschap geschonken, die door de fosforiserende verf als een lichtend object zijn hoek organisch kromt zoals een lichaam dat de rug niet meer kan rechten, een ding dat zich niet stoort aan afbakeningen en zich ver sterkt voorbij de wand van zijn box. In Maarten Van Severen & Co is op verschillende ogenblikken een milde vorm van ‘l’informe’ aan zet: in oppervlakken die bewegen, in geometrie die sensueel tintelt, in verticaliteit die in een dynamiek van horizontalizering is opgenomen, in tafels die dronken worden, in classificaties die poreus mogen zijn. L’informe toont zich ook in de diversiteit die Maarten Van Severen & Co brengt en die van de tentoonstelling een plek maakt waar uiteenlopende lijnen verdichten tot een intrigerend geheel.
Praktische informatie
Design museum Gent - Doorlopende collectiepresentatie. Maarten Van Severen & Co – Over ontwerpers, kunstenaars en makers. - Open: maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: van 9.30 tot 17.30 uur; zaterdag, zondag, feestdagen en schoolvakanties: van 10.00 tot 18.00 uur - Gesloten: woensdag - Jan Breydelstraat 5, 9000 Gent - T 09 267 99 99