Toen Petrus Kaerius in 1617 te Amsterdam de atlas 'Germania inferior' uitgaf, waarvan bijgaande kaart 'Leo Belgicus' deel uitmaakte, was dit de eerste bekende atlas die afzonderlijk de Nederlanden of de zeventien provincies behandelde. Het was echter niet de eerste maal dat de zeventien provincies werden afgebeeld in de vorm van een leeuw. Petrus Kaerius had deze voorstelling ontleend aan een boek 'de Leone Belgico' van de Oostenrijkse historiograaf en publicist Michael Aitzinger, agent van de Oostenrijkse Habsburgers, waarin deze de opstand van de Nederlanden tegen Philips II beschreef.
Sinds het verschijnen van dit boek in 1583 was deze afbeelding zeer populair en werd ze bij herhaling gecopieërd. De versie van Petrus Kaerius blijft zeer dicht bij het model van 1583, maar heeft zich rechtstreeks geïnspireerd op de wandkaart in 1598 gesneden en uitgegeven te Rotterdam door de etser Johan van Doetechum. Enkel onderaan heeft hij er personages aan toegevoegd, links Friese volksmensen; rechts gewone burgers uit de Nederlanden en jeugdige lieden in klederdracht uit Noordholland. De voorstelling in de vorm van een leeuw is zeer waarschijnlijk geïnspireerd door de talrijke afbeeldingen van leeuwen op de wapenschilden van de zeventien provincies, die op hun beurt afgedrukt worden op de rijk versierde titelpagina van deze uitgave. Het bijvoeglijk naamwoord nl. 'Leo Belgicus' roept onmiddellijk associaties op met het België van na 1830.
Leo Belgicus
Doch in die tijd was 'Belgium' de gebruikelijke Latijnse benaming voor het geheel der Nederlanden. Deze zeventien provincies waren eigenlijk niet zozeer het aantal provincies waarover de Habsburgers in de Nederlanden regeerden, als wel de titels die ze er konden laten gelden, immers de Habsburgse heersers waren hertogen van Brabant, Limburg, Luxemburg en Gelre, markgraven van Antwerpen graven van Vlaanderen, Artesië, Henegouwen, Holland, Zeeland, Namen en Zutphen, heren van Friesland, Mechelen, Utrecht, Overijsel en Groningen. Het graafschap Zutphen was evenwel opgenomen in het hertogdom Gelre en het markgraafschap Antwerpen in het hertogdom Brabant; daartegenover stond dat in het Noorden, Drente zich als een zelfstandige provincie had afgescheiden van Overijsel.
Deze 'zeventien provincies' vallen bijna samen met het grondgebied van het huidige Nederland en Belgë. Enkel in het uiterste Zuiden - hier de twee achterpoten van de leeuw - werden Artesië en de Zuidelijke delen van Vlaanderen en Henegouwen in de tweede helft van de zeventiende eeuw, onder Lodewijk XIV, afgescheiden van de Zuidelijke Nederlanden en genaast door Frankrijk. Deze atlas van de Nederlanden met tweeëntwintig kaarten, verschenen in 1617 en heruitgegeven in 1622, waarbij de begeleidende teksten in het Latijn werden geschreven door Petrus Montanus (Van den Berghe geboren te Gent in 1560, overleden te Amsterdam in 1625) mag beschouwd worden als de voornaamste realisatie van Petrus Kaerius. Samen met andere beroemde cartografen Jodocus Hondius (Joos De Hond geboren te Wakken in 1563 (West-Vlaanderen), overleden te Amsterdam in 1612), Willem Janszoon Blaeu en Jan Janssonius behoort hij tot de pioniers die de cartografische bedrijvigheid hebben gevestigd in het Noorden.
Door hun uitwijking uit het Zuiden werd ook op dit terrein een grote Antwerpse traditie onttroond. In enkele jaren tijd wisten zij en hun opvolgers van Amsterdam het grootste produktiecentrum van kaarten en atlassen te maken van de ganse christenheid en aan Holland in de cartografische wetenschap een suprematie te schenken, die pas in de achttiende eeuw begon te tanen. In de handboeken die de evolutie van de Hollandse cartografie schetsen, is Kaerius evenwel een figuur die op de achtergrond is gebleven; in hoofdzaak omdat zijn zelfstandige publikaties betrekkelijk weinig talrijk zijn geweest. De Atlas van de zeventien provincies toont nochtans genoegzaam aan dat hij mag worden geplaatst naast de grootste graveurs en uitgevers van kaarten onder zijn Hollandse tijdgenoten.
Petrus Kaerius (Pieter Van den Keere, Gent 1571 - 1646)
Petrus Kaerius (Pieter Van den Keere, geboren te Gent in 1571, overleden in 1646) was de schoonbroer van Jodocus Hondius senior. Tijdens de jaren 1584 (of 1585) tot 1593 verbleef hij te Londen, waar hij zich bekwaamde in de graveerkunst. Daarna vestigde hij zich als etser te Amsterdam. In 1592 graveerde hij (te Londen) een door Jodocus Hondius opgemaakte wandkaart van Ierland, 'Hubernia novissima descriptio', en ook de platen voor het in 1593 verschenen 'Speculum Britanniaes' van John Norden. Te Amsterdam graveerde hij kaarten en illustraties voor verschillende uitgevers, maar voornamelijk voor Cornelis Claesz. Hij werkte ook enkele tijd samen met zijn schoonbroer Jodocus Hondius, en hielp deze bij het graveren van zijn vermaarde wandkaart van Europa van 1595. Tussen 1623 en 1645 is weinig gekend over Petrus Kaerius. Hij graveerde nog enkele kaarten, maar Hendrik Hondius en Joannes Janssonius maakten niet langer van zijn diensten gebruik. Men veronderstelt dat hij op het einde van zijn leven naar Vlaanderen is teruggekeerd.