Lang voor de Nederlandse dichter Bertus Aafjes zijn legendarische voetreis naar Rome ondernam, trokken vanuit Noord-Europa en vanuit onze streken talloze kunstenaars, schrijvers, religieuzen en anonieme gelukzoekers naar Italië. In welke avontuurlijke omstandigheden dat van de zestiende tot de negentiende eeuw gebeurde, doet de Europalia-tentoonstelling Alle wegen leiden naar Rome rijkelijk uit de doeken.

Gaspar Adriaensz-Van Wittel (ca 1652/56- 1736), Sint-Pietersplein in Rome, Alexis-Nicolas Noël (1972- 1871), Col du Grand Saint-Bernard., Rome

Boven: Gaspar Adriaensz-Van Wittel (ca 1652/56- 1736), Sint-Pietersplein in Rome. Musée des Augustin, Toulouse

Onder: Alexis-Nicolas Noël (1792- 1871), Col du Grand Saint-Bernard. Musée Savoisien, Chambéry  

Volg de gids

Op de tentoonstelling in het Museum van Elsene treden schilderijen, tekeningen, maquettes en kaarten in dialoog met pittige getuigenissen van illustere of vergeten auteurs. Zo vernemen we dat de Duitse dichter Heinrich Heine zes ruige bandieten als medepassagiers in de postkoets tussen Verona en Parma moest verdragen. Erasmus voelde zich tijdens een sneeuwstorm in de bergen zo angstig als zijn paard en de Franse schrijver Alexandre Dumas klaagt na een rusteloze zuiderse nacht over bloeddorstige muggen, die het op hem hebben gemunt.

"Vele kunstenaars, filosofen, schrijvers en wetenschappers hoopten zich in Italië te vervolmaken of inspiratie op te doen," licht curator Dominique Vautier van de Association du Patrimoine toe. Op haar palmares prijkt ook de tentoonstelling over het Belgisch neoclassicisme, die eveneens in het Museum van Elsene plaatsvond. "Het comfort van het massatoerisme bestond indertijd nog niet," legt Dominique Vautier uit. "Heel wat reizigers gingen te voet op pad. In Nederland en Duitsland legde men met trekschuiten lange afstanden af. Wie het zich kon veroorloven huurde een paard of nam een rijtuig. Slechts zelden verliep de tocht vlekkeloos. De reizigers konden verdwalen, beroofd worden of door douaniers en stadswachters worden tegengehouden. Ook de natuur kon stokken in de wielen steken. Een groot aanpassingsvermogen was zeker een voordeel."

De reizigers waren aangewezen op gedrukte gidsen en subjectieve reisverslagen. Vooral Voyage d'Italie (1702) van Maximilien Misson was erg in trek, al moest men opletten dat dit boekje bij sommige grensovergangen niet in beslag werd genomen. Het stond op de Index omdat het de plaatsen vermeldde waar de bagage grondig werd gecontroleerd. Op het einde van de achttiende de eeuw kreeg deze populaire gids concurrentie van de Beschrijving van de meest gebruikte routes van Vincent-Louis Dutens, die ook over de kwaliteit van de herbergen bericht. De auteur beperkt zich minutieus tot wat hij met eigen ogen heeft gezien.

In Het Schilderboeck (1604) raadt Carel Van Mander aspirant-schilders aan om alleszins kleine herbergen en slecht gezelschap te vermijden. Hij waarschuwt voor de mooie Circe met haar bedrieglijke listen: "Laat je nooit in met lichte vrouwen, want afgezien van de zonde zou je daardoor voor je hele leven geschonden kunnen worden."

Hij hoopt dat de reiziger zich in Rome op de tekenkunst en in Venetië op het schilderen zal toeleggen.

Jean-François de Le Motte (actief tussen 1653 en 1685), Trompe-l'oeil, Rome

Jean-François de Le Motte (actief tussen 1653 en 1685), Trompe-l'oeil. Musée des Beaux-Arts, Dijon  

De bergen 'ingezwolgen'

Veel luchtiger zijn de kanttekeningen die Alexandre Dumas over zijn reis naar Italië maakt. In Le Corricolo (1843) vertelt hij vrijpostig over een corpulente pater, die in een overvolle koets op de ene knie een dartele deerne uit Aversa en op de andere een mooie boerin uit Bauci laat plaatsnemen. Even geestig zijn de impressies die de auteur neerschreef na een winterse nacht in een Italiaanse herberg. Alleen al door de aanblik van de witgekalkte muren krijgt hij het koud. En wanneer hij bovendien een fresco met een naakte vrouw opmerkt, voelt hij over zijn hele lijf ijselijke rillingen.

De Franse filosoof Montesquieu (1689-1755) haalt zijn neus op voor de bediening in sommige Duitse herbergen omdat ze modderig afwaswater serveren in plaats van zuiver drinkwater. De Bergense 'Vlaming' François Vinchant ergert zich in Voyage en France et en Italie (1609- 1610) aan de opdringerigheid van de praatvaardige maar gierige herbergiers in de kleine Italiaanse steden: "Hun etablissementen zijn de naam herberg onwaardig en verdienen veeleer het uithangbord 'Aan alles tekort'. Door hun slimme manier van rekenen laten de uitbaters je flink betalen voor je honger." Hij verwittigt de reiziger die naar Rome komt om vooral behoedzaam te zijn tegenover de vrouwen. Wie een fatsoenlijk en veilig onderkomen op de kop wil tikken zou, volgens hem, best eerst een geestelijke raadplegen. De Franse schrijver Stendhal (1783 - 1842) is vol lof over de predikanten die hij tijdens een rit in een 'vettura' van Milaan naar Rome leerde kennen. Op grond van wat ze in de biechtstoel hadden gehoord konden ze hem verklappen hoe de vrouw denkt. De dichter, schrijver en politicus Chateaubriand (1768- 1848) heeft het in zijn Voyage en !talie over zowat alles wat hij heeft geobserveerd: van families die met een oude kales de oogst binnenhalen tot soldaten op aftandse boerenwagens.

Toch zijn het vooral de gevaarlijke passen en de imponerende landschappen waarover de auteurs met de grootste passie uitweiden. De Sankt Gotthard maakt zowel op Balzac en Rimbaud als op Goethe een onvergetelijke indruk. Hun beschouwingen worden op de tentoonstelling geconfronteerd met overrompelende berglandschappen van de Franse schilder Alexis-Nicolas Noël (1791-1871) en Pieter Brueghel. De Vlaamse kunstenaar reisde in 1551 vanuit Antwerpen via de Alpen naar Rome. Volgens Carel van Mander had hij de bergen en rotsen 'ingezwolgen' zodat hij ze thuis op doeken en panelen kon 'uitspugen'. Ook ter plekke maakte Brueghel schetsen van de natuurpracht.

Jacques Antoine Volaire (1729-1802), Vesuvius. Musée Municipal des Beaux-Arts, Brest, Rome

Jacques Antoine Volaire (1729-1802), Vesuvius. Musée Municipal des Beaux-Arts, Brest  

Met de cabriolet

De Franse schilder Jacques Antoine Volaire (1729 -1793) verhuisde naar Napels opdat hij geen enkele uitbarsting van de Vesuvius zou missen. De Nederlandse kunstenaar Gaspar Van Wittel (ca. 1653-1736) penseelde zo voorbeeldig Romeinse stadsgezichten, waaronder het Sint-Pietersplein, dat hij in Venetië enkele navolgers kreeg. Andere Noord-Europese artiesten portretteerden liever opzichtige Italianen. Guillaume Bodinier (1795 - 1872) vereeuwigde ondermeer een vendetta. Andere schilders lieten gevangen genomen rovers en bandieten voor hen poseren.

"We volgen geen enkele auteur of kunstenaar op zijn hele reis," nuanceert Dominique Vautier. "Maar we leggen wel verrassende verbanden. Veel stukken zijn afkomstig uit minder bekende Franse musea. De diverse paspoorten, munten en wisselbrieven op de expositie illustreren hoe Europa tijdens het Ancien Régime nog was opgedeeld in kleine staten. Daar moesten de reizigers uiteraard rekening mee houden. Telkens zij grenzen overstaken dienden zij zich aan de geldende regels te onderwerpen en eventueel tol te betalen."

Een gravure uit het zeventiende-eeuwse Amsterdamse Naeuwkeurig Reys-Boek, dat in het Nederlands taalgebied het eerste was in zijn genre, beeldt de verschillende fases van het vertrek uit. We zien ondermeer hoe de reiziger afscheid neemt en hoe een sloep van op de kade door een paard wordt voortgetrokken. Hoge snelheden werden op de trekvaarten, die volgens een rechte lijn tussen twee steden waren gegraven, uiteraard niet gehaald. Maar uit kronieken weten we dat tussen Haarlem en Leiden de uurroosters, die in het Reysboek waren opgenomen, doorgaans werden gerespecteerd. Ook waren de aansluitingen verzekerd. Dat deze gids een handig vademecum was voor kooplieden en reizigers blijkt ook uit de lijst van maten en gewichten. Het boekje verschafte bovendien informatie over wissels en 'assurantiën'. Er wordt zelfs aandacht besteed aan het Italiaans boekhouden.

In een anonieme reisgids uit 1816 worden de rijtuigen van de Brusselse manufactuur van P. Simon aanbevolen. Dit bedrijf telde meer dan tweehonderd werklieden, die zowel luxueuze praalkoetsen als eenvoudige stadssjezen, kalessen en landauers bouwden. Er wordt ook gewag gemaakt van slaapkoetsen, jachtrijtuigen, Chesterfields, faëtons en cabriolets. Bij elke soort wordt de verkoopprijs vermeld. Die varieert van 300 florijnen voor een sobere kapkar tot 60.000 florijnen voor een ceremoniële koets om op de avenues te paraderen.

 Lancelot Théodore Turpin de Crissé, Venetië, zicht op de kerk van Santa Maria sei Miracoli. Rome Het vertrek, gravure in Naeuw-keurig Reys-boek,

Links: Lancelot Théodore Turpin de Crissé (1782 - 1859), Venetië, zicht op de kerk van Santa Maria sei Miracoli. Musée des Beaux-Arts, Angers

Rechts: Het vertrek, gravure in Naeuw-keurig Reys-boek, Amsterdam, 1689

Tentoonstelling

EuropaliatentoonstellingAlle wegen leidden naar Rome. Kunstenaarsreizen in Europa (16de-19de eeuw). Van 10 oktober 2007 tot en met 26 januari 2008. Open: van dinsdag tot en met vrijdag van 13.00 tot 18.30 uur, zaterdag en zondag van 10.00 tot 17.00 uur, Gesloten: maandag. Gemeentelijk Museum van Elsene, Jean Van Volsemstraat 71, 1050 Brussel - Tel. 02 515 64 21 

Download hier de pdf

Kunstenaarsreizen in Europa - Alle wegen leidden naar Rome