Hoe de prille Belgische staat via roemrijke voorvaderen een gemeenschappelijk verleden creëert, en zo het nationaal bewustzijn aanwakkert. Het verhaal achter vijf standbeelden van 'Belgische' helden, één per Vlaamse provincie.
De nieuwe staat België dient zich voor de internationale gemeenschap en vooral voor de eigen onderdanen te legitimeren. Ze moet haar bestaansrecht bewijzen en verwijst daarbij naar het gemeenschappelijk project dat van België een vooraanstaande, moderne en welvarende handelsmogendheid zal maken. Dat argument heeft geen directe overtuigingskracht. Antwerpen met zijn haven, textielsteden als Gent en Verviers vrezen dat hun economisch groei beter gediend is met het Nederlandse koloniale rijk dan met een klein, nog onzeker land.
Effectiever dan schermen met de toekomst, is het creëren van een 'nationale' geschiedenis. De Belgische staat benadrukt het gemeenschappelijk verleden en de gemeenschappelijke cultuur. Het komt er op aan het volk ervan bewust te maken dat de Belgische natie al eeuwenlang bestaat. Dat moet op een duidelijke en voor iedereen begrijpbare manier gebeuren. En dan komen de helden op de proppen. De geschiedenis reduceren tot enkele aloude belangrijke personen, maakt het Belgisch verleden herkenbaar. Identificatie met nationale helden is een vruchtbare voedingsbodem waarop het natiegevoel van de bevolking kan groeien. De kersverse koning der Belgen en zijn regering hebben dat snel door. In januari 1835 ondertekenen ze het besluit dat oproept tot het oprichten van standbeelden voor nationale beroemdheden. De centrale overheid voorziet de nodige fondsen. Locale besturen doen gretig mee aan het nationaal project.