Door wat we tot nu toe weten over de cultuur van de verschillende groepen in het gebied, kunnen we constateren dat er speciaal in de godsdienst wel verschillen zijn, maar toch ook een fundamentele overeenkomst.
De korwar zijn in ieder geval voorouderfiguren. De kosmos, de wereld heeft een profaan en een sacraal aspect. Het sacrale brengt heil én schrik én het contact ermee zegeningen en gevaren. Er is een als persoon opgevatte oppergod die het lot van de hele kosmos in zijn hand heeft. De andere goden, geesten en voorouders opereren vooral op aarde. Zij kunnen hun positieve kracht doen overgaan op stenen, voorwerpen en mensen. In de godsdienst staat het welzijn van de individuele mens en vooral dat van de groep waarvan hij deel uitmaakt centraal. Alles hangt af van de harmonie en balans in de wereld. De kosmos is beide: het geestelijke én het materiële, hemel én onderwereld, regen én zee, man én vrouw, vogel én slang.
De mens heeft maar een bescheiden plaats in dit geheel: hij kan zijn lot niet direct beïnvloeden. Wel indirect, door de traditionele riten regelmatig naar behoren uit te voeren. De specialist op dit gebied is de sjamaan die met behulp van de opgeroepen geest (zowel sjamaan als deze geest worden aangeduid met het woord 'mon'), de mensen voorgaat in de strijd tegen alle boze machten, onheil en ziekte.
De voorouders die óók deel uitmaken van de samenleving zijn de belangrijkste behoeders van de traditie, de sociale orde, de goede gang van zaken. Wordt de traditionele orde door de mensen verstoord dan straffen de voorouders, zij het altijd voor hun bestwil. Houden zij de traditie in ere dan belonen de voorouders hen. Hun verering is daarom van levensbelang voor individu en groep. Er wordt een houten beeld gemaakt van een voorouder die bij zijn leven al succesvol en geëerd was.
In de cultus speelt zijn 'uitbeelding' een voorname rol. De mon treedt hierbij als medium op. Als het succes van de verering herhaaldelijk uitblijft wordt de korwar afgedankt en de voorouder raakt in vergetelheid.
Het hoofd van de korwar is in verhouding tot het lichaam groot: waarschijnlijk een overblijfsel uit de tijd dat de korwar bestonden uit een houten lichaam waarop de echte schedel werd bevestigd. Deze werd ook wel binnen in het uitgeholde houten hoofd bewaard. Het gezicht is meestal rechthoekig, de neus smal met afstaande neusvleugels, waardoor deze een ankervorm heeft. De mond zit vlak bij de kin en de lippen steken vooruit. Vaak heeft de zittende of staande figuur een soort opengewerkte balustrade voor zich, die hij met één of beide handen vasthoudt.
Deze balustrade is een gestileerde uitbeelding van twee slangen, want hoewel de korwar een individuele voorouder representeert, verwijst hij tegelijk naar een mythische held die in de oertijd een reuzenslang overwon. Uit behoefte naar symmetrie zijn in de balustrade twee slangen verwerkt.
Deze combinatie van individuele voorouder en mythische held is de oorzaak van de wat stereotype vorm die alle bekende korwar hebben.