De 'Calvarie' van het Gentse Museum voor Schone Kunsten vermag wellicht niet, zoals de meesterwerken van de schilderkunst, onze aandacht onmiddellijk gespannen te houden door een aangrijpende uitbeelding van ideale schoonheid of van diep menselijke tragiek. In het kader van de 16de-eeuwse Nederlandse schilderkunst reikt zijn betekenis niet verder dan die van een aantrekkelijk stuk, maar in het œuvre van Jacob Cornelisz. van Amsterdam bekleedt het een voorname plaats. Vergelijkt men inderdaad deze 'Calvarie' met de andere scheppingen van dezelfde meester, dan treft vooral de soberheid, waarmee het onderwerp behandeld werd. Meestal wemelt het in de schilderijen van Jacob Cornelisz. van talloze personages, die dikwijls, volgens een archaïsch procédé, in verschillende scènes van éénzelfde cyclus of gebeurtenis wederkeren. Hier schijnt de kunstenaar op eenvoudige en directe manier het essentiële te willen benaderen. In tegenstelling met andere werken, die tot aan de lijst bovenaan druk gevuld zijn met gekunstelde figuren en oververzadigd van allerlei anekdotische details, verrast het Gentse paneel door zijn rustig stille sfeer. Een dergelijke groei van het scheppend vermogen dient zonder twijfel gezocht in een grotere rijpheid van de kunstenaarspersoonlijkheid. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de Gentse 'Calvarie' aangezien wordt voor een laat werk, dat circa 1525 moet ontstaan zijn.
Volgens Karel van Mander werd Jacob Cornelisz. te Oostsanen (Oostzaan), enkele kilometer ten noorden van Amsterdam geboren. Zijn geboortedatum is onbekend, maar kan omstreeks 1470 geplaatst. Hij overleed kort vóór 18 oktober 1533 op hoge leeftijd. Jacob Cornelisz. was burger van de stad Amsterdam, die toen een zekere bloei bereikte, maar slechts een zwakke kunstfaam genoot. Onberoerd door de Italiaanse renaissance bleef hij een ambachtsman, eerder belust op kwaliteit dan op originaliteit. In een eeuw van filosofische en artistieke kentering heeft hij, zoals zijn tijdgenoten Jan Mostaert en Cornelis Engelbrechtsz., een eeuwenoude traditie voortgezet. Alleen een grotere vormverfijning kondigt de nieuwe tijd na de eeuwwending aan. De traditionele waardering van mooie materie, van een glanzend krachtig koloriet en van het pittoreske detail gaat in zijn schilderijen gepaard met een gemaniëreerd schoonheidsideaal, een enigszins geforceerde zwierigheid en veel zin voor subtiele stof- en plooieffecten in de kledij.
Spijtig genoeg bleef het Gentse paneel niet gaaf bewaard. Het bovengedeelte was oorspronkelijk afgerond, maar werd later afgezaagd. Meteen werden dan de bovenhoeken aangevuld, zodat het schilderij een rechthoekige vorm verkreeg. Terecht bevinden die toegevoegde hoeken zich thans onder de lijst. Uit de originele vorm van het paneel kan met grote waarschijnlijkheid worden afgeleid dat het hier het middendeel betreft van een drieluik, waarvan de zijluiken verloren gingen.