We kunnen onze woning leefbaar noemen wanneer we er prettig kunnen wonen.
Wie beslist hierover?
Alhoewel men zou verwachten dat men op privé-terrein vrij is om te doen en laten wat men wil, is dit niet het geval. De mogelijkheid om zelf in te grijpen op de vorm van het privé-gebied is voor de individuele bewoner/gebruiker praktisch nul. Het komt er op neer dat de overheid ons voorschrijft wat wij in onze omgeving als leefbaar en prettig dienen te accepteren; wat aan onszelf ter beslissing is overgelaten is de stoffering en kleur van onze ruimten en de dingen die wij in ons interieur willen plaatsen.
Voor de privé-buitenkant van de woning en tegenwoordig ook voor het volkstuinhuisje en de boot waarop gewoond wordt, neemt de mogelijkheid van de bewoner/ gebruiker om hieraan zelf iets te doen sterk af. Men mag op eigen houtje niets aan gevel of gevelindeling doen en het is niet geoorloofd zo maar een huisje, hok, afdak of garage in de tuin te bouwen. Bij de stoep of flatgalerij is de mogelijkheid van de geringste eigen inbreng geheel verdwenen. Al is de zeggenschap over de vormgeving van onze woonruimte uiterst beperkt, daar waar men nog wel zelf kan beslissen blijkt de verscheidenheid aan opvattingen enorm te zijn. Dat komt tot uitdrukking in de verschillende manieren waarop de woon/verblijfsruimte wordt ingericht. De wijze waarop men dit doet hangt af van: leeftijd, lichamelijke omstandigheid, milieu, inkomen en sociale status waartoe men behoort, of men alleen leeft of in gezins- of groepsverband, of men door omstandigheden gedwongen is ergens te verblijven of dat het een vrije keus is, maar tevens, en dat is zeer belangrijk, of men veel of weinig fantasie heeft en met veel of weinig initiatief zich bezighoudt met de inrichting van zijn interieur en, als men die heeft met de aanleg van zijn tuin. Zo kan men volgens 'eigen' inzicht een sterk stempel drukken op zijn interieur en tuin doordat men bijzondere waarde hecht aan een bepaalde sfeer of aan bepaalde activiteiten en gebruiksmogelijkheden.
Men kan ook invloed uitoefenen volgens min of meer collectieve normen van gezin of sociale status waar men zich toe rekent of waar men bij zou willen horen. Hierbij kunnen status en mode een belangrijke rol spelen. De mogelijkheden en aanleiding om in meer of mindere mate het beeld van de eigen woonruimte te bepalen hangen samen met het feit of men recht op invloed kan laten gelden door langdurig gebruik, zoals kinderen voor hun eigen kamer, of zoals dit door huurders wordt gevoeld bij het huren van een woonruimte.
Soms heeft men deze mogelijkheid niet doordat reglementen en gewoonten dit verhinderen of aan banden leggen; meestal is zoiets het geval bij de 'eigen plek' op kantoor of werkplaats, in het ziekenhuis, in de kazerne, of in de gevangenis of inrichting.