Beide bij de aanvang van deze eeuw verworven door 'De Vrienden van het Museum', zijn het twee der allerbelangrijkste werken van Hiëronymus Bosch, 'De Kruisdraging' en 'De Heilige Hiëronymus in gebed' die thans de rechtmatige trots uitmaken van het Museum voor Schone Kunsten te Gent. 'De Kruisdraging' werd reeds in de eerste jaargang van 'Openbaar Kunstbezit' toegelicht door Prof. Valentin Denis.
Van het leven van Hiëronymus Bosch weten we niet veel af. Laten wij er alleen aan herinneren dat hij, geboren te 's Hertogenbosch omstreeks 1450 en in diezelfde stad in 1516 overleden, nauwelijks de jongere is van Hugo van der Goes en Hans Memling, tijdgenoot van Gerard David en Leonardo da Vinci, en niet zoveel ouder dan Quinten Metsijs en Barend van Orley. Alles wijst er op dat hij nooit zijn geboortestad verliet, stad waar hij, vermoedelijk in het atelier van zijn vader Anton van Aken zelf, tot schilder werd opgeleid.
Zijn voorstellingswereld, stijl en kleurentaal waren nochtans totaal nieuw en door niets in de schilderkunst van het einde der XVe eeuw aangekondigd. De Vlaamse en Hollandse meesters die hem voorafgingen, evenals zijn tijdgenoten schilderden immers allen volgens de middeleeuwse tradities, trouw de lessen van een Van Eyck of een Van der Weyden in praktijk brengend. Hun werk was een daad van devotie en bevatte vrome lering.
Hiëronymus Bosch daarentegen doet eerder beroep op de intelligentie dan op het gevoel, op het dogma eerder dan op de devotie, op de angst voor het kwaad eerder dan op de betrachting van het goede. Zonder zich van God af te keren, wendt hij zich toch bij voorkeur tot de schepping, tot de natuur, tot de mens van wie hij eerder de gebreken dan wel de deugden in beeld brengt.
En zo hij in zijn vroegste werk door een kennelijk streven naar treffende volume- en materieweergave nog dicht bij de primitieven staat, merkt men toch dat hij weldra deze betrachtingen verlaat en aan zijn composities en landschappen en aan alles wat ze leven doet, een totaal nieuwsoortig uitzicht verleent, onstoffelijk en behorend tot het rijk van de droom, indien niet tot dat van de nachtmerrie.
De vraag rijst hoe de schilder tot die onafhankelijke stijl en inspiratie was gekomen. Begaafd met een overstelpende verbeeldingskracht, had Hiëronymus Bosch het geluk geboren te worden en te werken in een provinciestad, contactpunt tussen de Nederlanden en het Duitse Rijk, ver weg nochtans van de grote centra en zelf zonder noemenswaardige kunstbedrijvigheid. Deze situatie werkte zonder twijfel het openbloeien van een œuvre in de hand, geheel vrij van vreemde of plaatselijke invloeden.
De kunstenaar schiep geniale werken door uitsluitend in zichzelf te schouwen en enkel uit de visioenen van zijn verbeelding de geest en de vorm van zijn voorstellingen te putten. Door het realisme verder door te drijven, voorbij de grenzen van het visuele, wekte hij de reeds in de oudere miniatuur- en beeldhouwkunst sluimerende aanwezige 'fantastische kunst' en kondigde aldus, zoals men het ook kan zien in zijn 'Kruisdraging' het surrealisme aan en werd hiervan een verre voorloper.
Met zijn diep religieuze inslag is het werk van Bosch vooral geïnspireerd te noemen door de XlVe eeuwse mystieken en in het bijzonder door Ruusbroec, van wie de schilder leerde in alles slechts symbolen te zien en alles in symbolen uit te drukken. Deze auteur bracht hem waarschijnlijk in aanraking met het thema der asceten Sint-Antonius, Sint-Hiëronymus en Sint-Aegidius - en vanzelfsprekend ging de voorliefde van de schilder dadelijk uit naar Sint-Hiëronymus - zijn patroonheilige.
Deze laatste, die geleefd heeft van 347 tot 420, werd meestal in zijn werkkamer afgebeeld bij het vertalen van gewijde teksten - zo deden het Dürer en Metsijs -ofwel, zoals hier, in zelfkastijding teruggetrokken in de woestijn bij Antiochië. Steeds ziet men in zijn nabijheid de leeuw uit wiens poot de heilige volgens de legende een doorn had verwijderd en die, getrouw en tam als een hond, de heilige uit dankbaarheid zelfs in het klooster was gevolgd.