Kunstwerken van onvervangbare waarde voor ons kunstpatrimonium zijn zeldzaam. Zij komen slechts voor bij uitzonderlijk grote kunstenaars en zelfs in hun oeuvre zijn ze niet zo talrijk. Ze voeren ons tot de hoogste geluksstaat die de mens, via de kunst, bereiken kan. Ze zijn een wake van de eenzame, begenadigde mens op de drempel der eeuwigheid, waarbij de werking van zijn redenerend verstand, van zijn gevoel en van zijn verbeelding worden voorbijgestreefd, zijn innigste hart aan zichzelf ontstijgt en opgaat in een schouwen, waarbij het laatste geheim van het leven betrokken wordt.
Een kunstwerk van zulk gehalte is 'De Koperplaatdrukker' van Henri de Braekeleer. Over een dergelijk werk willen schrijven met de bedoeling de boodschap die het insluit in woorden uit te drukken, is een onmogelijke onderneming. En dat om verschillende redenen.
Eerst en vooral, omdat de staat waarin het ons brengt met geen betogende woorden te omschrijven is : het is dezelfde staat, ook door andere kunsten, als muziek en poëzie, alweer slechts in uitzonderlijke momenten bereikt waar ze hun eigen grenzen, zichzelf overschrijden.
Verwoording van dat geheim is onmogelijk om een tweede reden. De Braekeleer drukt zijn belevenis uit in een schilderij, door schilderkunstige middelen, die niets met het woord hebben uit te staan. Hoe zou men, in dit schilderij, dat bij een eerste indruk haast monochroom aandoet, met zijn dominanten van licht en schaduw, tegelijk kunnen beschrijven de discrete volklank en de geschakeerdheid van de kleur, van wit en zwart en van rood ; de onnaspeurbare en telkens opnieuw verrassende gamma van subtiele en lichtende grijzen die als een zacht geruis doorheen het schilderij varen ; de blonde, gele tonen die zijn als een trilling van strak gespannen snaren ? Hoe zou men de vaste bouw van het geheel en van het minste detail in het geheel, in die geheimzinnige totaliteit die we compositie noemen, in woorden kunnen omzetten ; de vlijmscherpe omlijning van elk object aanwijzen ; en dat bestendig samengaan van een nauwgezette weergave van de werkelijkheid met het omscheppen of omvormen van die realiteit tot een zuiver schilderkunstig wonder door middel van de taal verklaren ?
Ten derde : telkens als men in dit schilderij geheel poogt op te gaan en er zich vervolgens op bezint hoe men er zo eenvoudig mogelijk over zou kunnen schrijven, staat men onthutst over de nieuwe rijkdom die men erin ontdekt en die men voorheen niet vermoedde. Is dit schilderij bij elke nieuwe confrontatie een bron van weer anders geschakeerde lafenis en vreugde, dan staat men huiverig voor elke poging om de geheime bekoring van het kunstwerk bij wijze van commentaar mede te delen. Want het is precies de eigenschap van een 'meesterwerk' dat zijn rijkdom onuitputtelijk is.
Het enige wat kan gedaan worden is om het onnoembare heencirkelen, door te wijzen op zekere aspecten van de voortreffelijkheid van dit kunstwerk.
Wat de tegenwoordige toeschouwer wellicht het meest hindert bij zijn poging in dit schilderij door te dringen is de pretentieloze eenvoud, het zogenaamd 'nietszeggende' van het onderwerp, alsook de uitvoerige beschrijving van elk detail, zelfs het kleinste. Wat wordt feitelijk uitgebeeld ?