Herinneringen ? Het handelt hier dus niet om de afbeelding van de zichtbare en tastbare werkelijkheid, maar om de uitbeelding van een innerlijk gebeuren, waardoor gestalten of gebeurtenissen, of zelfs maar stemmingen uit het verleden oprijzen voor het geestesoog. Die bekommernis om de wereld van de geest is typerend voor de richting in de kunst die men het symbolisme noemt. De symbolistische schilders, evenals hun kunstbroeders, de literatoren, reageerden in naam van het 'idealisme' heftig tegen het heersende realisme en naturalisme in de kunst, waarvan zij het 'laagbijdegrondse' verafschuwden. Niet de door de zintuigen waarneembare wereld van de verschijnselen, achtten zij van belang, maar wel wat er achter verscholen was. Niet op de uiterlijke schijn, maar op de innerlijke realiteit kwam het in de kunst aan. Zo kon Khnopffs eerste biograaf, L. Dumont-Wilden, over hem schrijven, dat hij 'een schilder van de gedachte-lijke emotie' was, die streefde, zoal niet naar uitbeelding van ideeën, dan toch naar de uitdrukking van gewaarwordingen en emoties van zuiver intellectuele aard door middel van symbolen.
Kenschetsend is, dat Khnopff zijn werk niet als 'de' herinnering betitelde, wat dan allicht de voorstelling tot een allegorie kon doen ontaarden, maar dat hij de vagere meervoudsvorm 'herinneringen' verkoos. Daarbij wordt nog een zekere dubbelzinnigheid bereikt, doordat men in het onzekere wordt gelaten over de precieze interpretatie van de bedoeling van de voorstelling. Dienen we die vrouwengestalten op te vatten als herinneringsbeelden van de kunstenaar zelf, of wilde hij in die gestalten de beleving van de herinnering als dusdanig uitbeelden ? Tijdgenoten zochten het doorgaans in die laatste interpretatie : 'als in gesprek met geesten uit het verleden schrijden ze stilzwijgend voort, schimmen in het schemerduister, bevreesd om door woord of gebaar de wijding van het ogenblik te schenden'. Die zienswijze wordt wel gebillijkt door de gestalte uiterst links, die met een loom gebaar de hand bevallig in de nek brengt, als ontwakend uit of zich overgevend aan zoet gemijmer. Deze merkwaardig poëtische figuur, die op zichzelf als de belichaming (het symbool) der 'herinnering' kan gelden, staat echter toch wel in contrast met de afgemeten deftigheid, het prozaïsch burgerlijke van haar gezellinnen die niet van erg veel mijmerzucht blijk geven.
Hoe dit zij, de voorstelling vertoont nog wel enkele andere aspecten die een indruk van bevreemding opwekken. Zo is er van enig menselijk contact tussen de dames onderling geen sprake. Noch door taal, teken of blik (ze kijken als moedwillig aan elkaar voorbij), treden ze in voeling ; afzijdig, in zichzelf besloten, zijn ze onbewust van eikaars aanwezigheid. Haast zou men zeggen : ledepoppen, even ter uitluch-ting buiten gebracht, straks de attractie in de etalageshow van een grootwarenhuis.
Dat onwerkelijkheidskarakter wordt in de hand gewerkt door enkele perspectivische eigenaardigheden. Zo krijgt men de indruk, dat de figuren en het landschap niet vanuit het zelfde oogpunt worden waargenomen. Waar de figuren vanuit een normaal gezichtspunt op gelijke hoogte van de toeschouwer worden gezien, daar lijkt het landschap in vogelperspectief, dus vanuit een hoger dan normaal gelegen standpunt te worden bekeken, tenzij men aanneemt dat de smalle boven de haag uitrijzende strook een heuvelend landschap zou weergeven. Ook onderling blijken de figuren perspectivische afwijkingen te vertonen, die onverenigbaar zijn met een enkelvoudig gezichtspunt. Men ontsnapt niet aan de indruk, dat ieder van deze figuren afzonderlijk werd waargenomen om achteraf in een geheel te worden overgeplant. Ter verklaring van die eigenaardigheid, die stellig bijdraagt tot het vervreemdingseffect der voorstelling, dienen we even een blik te wagen in de 'keuken' van de kunstenaar. Onlangs zijn er namelijk enkele merkwaardige elementen aan het licht gebracht die de ontstaansgeschiedenis van het werk aanbelangen. In het Archief voor hedendaagse kunst te Brussel worden enkele fotografische documenten bewaard die in dat verband ophelderend zijn. Het betreft een aantal opnamen van Khnopffs zuster die voor de verschillende houdingen der figuren van de voorstelling poseert. Niet zeven verschillende dames dus, maar één en dezelfde, in zeven verschillende wijzen van kleding en opstelling. Die foto's kunnen niet gelden als toevallige momentopnamen, maar wel als zorgvuldig overwogen poses, door de camera vastgelegd om te dienen als modellen voor het uit te voeren schilderij.