Het Oudenaardse stadhuis is een kunstcollectie rijker! Naast een verzameling Oudenaardse wandtapijten (16de tot 18de eeuw) en een verzameling Oudenaards zilver is er nu ook een collectie Europees Zilver.
Een nieuw elan voor het Oudenaardse stadhuis
Het Oudenaards profaan zilver en de nieuwe collectiestukken zijn een bruikleen van verzamelaar en kunstliefhebber de heer Ernest De Boever-Alligoridès. Die idee ontstond 10 jaar geleden toen, na de restauratiewerken van het stadhuis en een tentoonstelling over Oudenaards zilver, de voormalige kapellekamer als zilverzaal ingericht werd. Ook de verschillen de kerkfabrieken uit de deelgemeenten en de naburige gemeenten besloten hun pronkstukken door middel van een bruikleen.
Gedurende 10 jaar bleef de heer De Boever vlijtig verzamelen. Toen hij in mei 2000 bekend maakte dat hij een zestigtal voorwerpen in bruikleen zou geven, werd onmiddellijk op zoek gegaan naar een passende locatie. Die vond men in de stemmige Voogdenkamer op de tweede verdieping van het stadhuis.
Europees zilver, de collectie De Boever Alligoridès
Op 24 mei 2000 openden op de tweede verdieping van het stadhuis de deuren van de voormalige Voogdenkamer. De kleine gezellige kamer heeft 18de-eeuwse bibliotheekkasten en een gaanderij. In deze ruimte werden tot voor 20 jaar de Oudenaardse stadsarchieven bewaard.
In zes kijkkasten en centraal vier consoles zijn een zestigtal sier- en gebruiksvoorwerpen van Belgische, Nederlandse, Duitse, Engelse, Ierse, Franse en Italiaanse origine tentoongesteld. De gevarieerde en rijke verzameling biedt een overzicht van 16de, 17de en 18de eeuws gebruiks- en pronkzilver. De meeste stukken dateren echter uit de 17de eeuw. De zilverstukken weerspiegelen een veranderde tijdsgeest en stijl. We zien een evolutie gaande van renaissance en maniërisme naar barok, rococo en classicisme. De edelsmeedkunst stond uiteraard niet op een eilandje. De befaamde edelsmeden zijn veelvuldig en intensief in contact geweest met ander kunstenaars en hebben elkaar sterk beïnvloed.
Pronkerig zilver
In de 16de en de 17de eeuw waren snakerijen of schertsbekers zowel in de Nederlanden als in Duitsland erg in trek. Zij komen voor in allerlei vormen en uitbeeldingen en bevatten een spel-of verrassingselement. Zij symboliseren de ludieke rol van wijn in die periode.
Het vaderschap, het moederschap of een bruiloft was meestal een aanleiding tot het spelen van spelletjes met dranken. Een mooi voorbeeld is de Nederlandse molenbeker van de Meester met zespuntster uit 1655. De miniatuurmolen, staande op de klokbeker, heeft een pijpje naast de molen trap. Door op het pijpje te blazen liet men de wieken draaien. De beker moest men in één teug leeg drinken, nog voor de wieken stilvielen. Wie er niet in slaagde kon het spelletje van vooraf aan herbeginnen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat menig gast dronken huiswaarts keerde.
Een bijzonder interessante 17de-eeuwse schertsbeker is het zogenaamde 'Hansje-inde kelder' uit Neurenberg, 1660. Dergelijke beker werd gebruikt om op aanstaande moeders te drinken. In het midden van de schaal zit een bolletje dat van gaatjes voorzien is.
Bovenop het vlottertje is een dekseltje met eronder een putto of een kinderfiguurtje. Wanneer men de wijn in de beker giet, komt het Hansje uit de bol (kelder) omhoog, een verwijzing naar de nakende geboorte. Daarnaast waren pronkbekers in de vorm van een schip zeer geliefd. Het hier voorgestelde zeilschip uit Augsburg, voorzien van alle zeilen en een miniatuurbemanning, dateert uit het begin van de 17de eeuw en draagt het meestermerk van Heinrich Winterstein. Dit type werd ter gelegenheid van een doopfeest of andere grote familiefeesten gebruikt om kruidenwijn te schenken.
Pronkbekers werden ook door gilden en stadsbesturen aan hooggeplaatste gasten aangereikt. Een uniek stuk is een liggend hert met het stadsmerk van Middelburg uit 1620. Het draagt om de hals een ketting met het wapenschild van het stadje Veere.
Door de ontdekking van nieuwe continenten kwamen ongekende en zeldzame grondstoffen op de markt. Exotische materialen zoals kokosnoten of nautilusschelpen werden in een zilveren of vergulde zetting geplaatst en zo tot schitterend pronk- en drinkgerei omgevormd.
De hier voorgestelde Nederlandse Nautilusbeker uit het laatste kwart van de 16de eeuw is in verguld zilver gezet en heeft fraaie figuratieve elementen die naar de zee verwijzen boven Neptunus, rond de schelp een Zeemonster met opengesperde muil, langs weerszijden tritons en als stam een zeemeermin ondersteund door zeepaardjes. De Nautilus, een schelp van een groep inktvissen, werd in de Indische Oceaan gevonden en door de Oost-Indische Compagnie naar onze streken gebracht. De schelpen werden, in tegenstelling tot Duitsland, gepolijst en voorzien van gegraveerde decoraties.
Niet alleen schelpen werden tot pronkbeker omgevormd, ook kokosnoten kregen een sierlijke versiering. De 16de eeuwse kokosnootbeker is afkomstig uit Ulm en draagt het meestermerk Kesborer. Andere kostbare materialen zoals bergkristal en edelgesteenten werden tot schitterend drinkgerei verwerkt.
Tot het pronkzilver behoort de renaissance pronkbeker uit Antwerpen (midden van de 16de eeuw). Het aantal bewaarde Antwerpse kunstvoorwerpen uit die periode is bijzonder klein. In de 16de eeuw beleefde Antwerpen een gouden eeuw, de stad had een internationale uitstraling en oefende een magische aantrekkingskracht uit op buitenlanders. Door de aanwezigheid van de Italianen in Antwerpen enerzijds en door de veelvuldige reizen van Vlaamse kunstenaars naar Italië anderzijds, werd de renaissancestijl er vrij vlug verspreid.
De vergulde pronkbeker heeft duidelijk een renaissancistische vormentaal: sterke horizontaal gescheiden onderdelen, een getrapte voet en een deksel met een bekronend figuurtje. Verder terugkerende vruchtenkorfjes, leeuwemuilen, omsluierde vrouwen gezichten, rolwerk waarop saters zitten, zeetriomfen, vissen, schelp- en schaaldieren en ingestreepte bandjes aan de profileringen van de voetrand. Al deze kenmerken zijn typerend voor het Antwerps werk.
Onder Italiaanse invloed kende men de opkomst van de "copschaele" of tazza, een drinkschaal op hoge voet. Eenvoudige copschaelen werden niet enkel met wijn gevuld maar ook met zoetigheid of vruchten. Rijkelijk uitgevoerde exemplaren kregen louter een pronkfunctie toebedeeld en werden op een dressoor tentoongesteld.
De collectie Europees zilver telt twee gegraveerde tazzi. Beide zijn recentelijk toegeschreven aan J. T. de Bry en aan Abraham van den Hecken. Zij zijn uiterst zeldzaam en van een buitengewone kwaliteit.
De gegraveerde tazza, toegeschreven aan Jean Theodoor de Bry met de uitbeelding van een 'Christelicke huyshoudinge' is een van de weinige stukken die we met zekerheid aan hem kunnen toeschrijven. Andere stukken bevinden zich in de parochiale kerk van Egham in Surrey, Engeland. De Bry werd in Luik geboren maar vluchtte door de godsdiensttroebelen naar Frankfurt am-Main. Hij was geen goudsmid maar bij de aanvang van de 17de eeuw een veel gevraagd graveur.
De tweede gegraveerde tazza, met de uitbeelding van de aanbidding van de herders, mogen we toeschrijven aan Abraham van den Hecken. Slechts enkele werken zijn met grote zekerheid aan hem toe te schrijven o.m twee tazzi, bewaard in de Lutherse kerk van Amsterdam, een gesigneerde gravure en twee voorbeeldboeken voor edelsmeden met elk twaalf prenten.
Van den Hecken werd vermoedelijk in Antwerpen geboren maar leefde en werkte in Frankenthal, nadat hij en zijn familie gevlucht waren voor de godsdiensttroebelen. Rond 1608 gaf hij in Amsterdam een voorbeeldboek voor edelsmeden uit. Van den Hecken is naar alle waarschijnlijkheid door de Bry beïnvloed.
Een rijkelijk gedekte feestdis
Het merendeel van het 18de eeuws gebruikzilver is van Engelse makelij en moet in verband gebracht worden met de komst van de Franse Hugenoten.
De komst van de Hugenoten betekende voor Engeland de beslissende breuk met de oude tradities, niet alleen in de vorm maar ook in de bewerkingstechnieken. De Engelse zilversmeden waren bedreven in het drijven van zilver, terwijl de grootste verdienste van de Hugenoten hun bijna volplastische gegoten voorwerpen en hun geraffineerde versiering zijn.
Twee generaties zilversmeden zijn in deze collectie vertegenwoordigd: nl. Pierre Platel (vier aardbeienschaaltjes, London, 1716-1717) en David Willaume (waterketel op komfoor, London, 1724-1725) als eerste generatie en Paul de Lamerie (broodmand, London, 1748-1749) als tweede generatie. Pierre Platel, David Willaume I en Paul de Lamerie hebben allen gewerkt in opdracht van het Engelse Koningshuis. Zo kreeg David Willaume opdrachten van George I en Platel Pierre van George II. Maar ook buitenlandse vorsten en keizers zoals Catharina van Rusland plaatsten bestellingen bij de Hugenoten .
Het belangrijkste stuk uit de Engelse collectie is een broodmand van Paul de Lamerie, vervaardigd te Londen in 1748-1749. Het is een hoogtepunt in de rococostijl. Opvallend zijn de opengewerkte ajourdecoraties. Zijn grote verdienste is dat hij erin slaagde de régence (de overgang tussen de Lodewijk XIV stijl en het rococo) en Louis XV-motieven te combineren met de traditionele Engelse vormen.