De grote gouden ring, die op bijgaande afbeelding is gereproduceerd, werd door Kolonel Rottiers in 1825 op het eiland Rhodos gekocht. Een Griek uit het stadje Lindos ruilde de ring met hem snel in piasters, bang om bij deze illegale verkoop te worden gesnapt. Kolonel Rottiers en zijn vriend Dimitri, beiden in een klooster op Rhodos vertoevend, waren opgetogen over deze antieke ring en Dimitri stelde vast dat zij hiermee in het bezit gekomen waren van één van de met slangengif gevulde ringen, waarmee belangrijke personages in de oudheid zich op moeilijke momenten van het leven beroofden.
Rottiers, die door koning Willem I uitgezonden was om voornamelijk in het Midden Oosten, antieke kunstschatten voor de Nederlandse collecties te verwerven, vertelt ons over dit buitenkansje in zijn boek Descriptions des monumens de Rhodes, dat hij later in Brussel over zijn verblijf op Rhodos schreef. We weten dat Rottiers in dit boek zijn lotgevallen op Rhodos helaas nogal eens romantiseerde en dat men zelfs het bestaan van zijn geleerde vriend Dimitri met een korreltje zout moet nemen. Betrouwbaarder dan dit boek zijn de brieven van Rottiers en gelukkig bezitten we er één uit 1827 over de ring, waarin Rottiers deze te koop aanbiedt en erbij zegt, dat de ring op Rhodos te Lindos werd gevonden.
De ring werd vervolgens aangekocht voor de verzameling van het Koninklijk Penningkabinet te Den Haag (waar hij nu nog is), hoewel de toenmalige directeur van die instelling, De Jonge, niet met zekerheid kon zeggen of de ring werkelijk antiek was of niet, omdat hij dergelijke antieke 'kunstig bewerkte' ringen niet kende.
Men hoeft nu aan de betrouwbaarheid van de ring niet meer te twijfelen, omdat sindsdien enige vergelijkbare exemplaren zijn aangetroffen in graven uit de 4e eeuw v. Chr. Een tijd waarin de rijkdom aan gouden sieraden aanzienlijk toenam, sinds Alexander de Grote het Midden Oosten met haar lange traditie op het gebied van gouden sieraden had 'opengebroken'. Deze ringen, diademen, oorbellen en armbanden uit de hellenistische graven in Zuid-Rusland, de kust van Klein-Azië, de Griekse archipel en Zuid-ltalië vertonen wat de stijl van de ornamenten en de techniek betreft onderling grote overeenkomsten. Vaak zijn zij voorzien van een voorstelling in drijfwerk (repoussé-techniek), rankenornamenten van pareldraad (een soort filigrain) en gedecoreerd met kleine gouden bolletjes (granulé) zoals ook de ring uit het Koninklijk Penningkabinet.
Patricia Davidson heeft in 1965 de duistere methoden van vervaardiging van al dit moois uit de doeken gedaan.