Brugge is een stad die in een reproduktie is veranderd, - en daarom niet meer veranderen kan. Dat is het noodlot van alle monumenten, waarvan het verleden veel belangrijker is dan het heden. Het heden verandert daar in het verleden: heel wat nieuwe gebouwen worden nu, in Brugge, in een twintigste-eeuwse, enigszins aangepaste neogotische stijl gebouwd. En dat is al in de vorige eeuw begonnen toen de frustratie door Antwerpen als handelsstad te zijn voorbij gestreefd (in de zestiende eeuw) wegebde en plaats maakte voor Brugs chauvinisme. Dat chauvinisme projecteerde zich, en projecteert zich nog, in de laat-middeleeuwse architectuur van de stad. Er zijn weinig plaatsen waar met zo'n heilige ijver vrijwel vervallen huisjes worden gerestaureerd; en wie zegt dat daar geen chauvinisme bijkomt, die woont in Brugge. Maar welke plaats voor monumenten is er dan nog binnen de recreatie ? Brugge is een stad (bijna een heel mooie stad) die er is om gezien te worden - net als Siëna of Venetië. Hoe Brugge gezien wordt (en dat is wat Brugge is), wordt uitgedrukt in prentbriefkaarten. Prentbriefkaarten drukken een collectief idee van pittoreske schoonheid uit - en drukken uit, op een wat dubbelzinniger manier, hoe Brugge wil dat het gezien wordt: hoe de stad zichzelf ziet als monument.
Precies heb ik het niet geteld, maar zeg dat in Brugge nu ongeveer honderd verschillende prentbriefkaarten te koop zijn (waarschijnlijk zijn het er minder). Als men die prentbriefkaarten naar karakter rangschikt, komen er maar enkele vaste typen te voorschijn.
Er zijn torens: hoog verheven, tekens van macht en zelfbewustzijn. Er zijn de hofjes en beschutte hoekjes; er zijn de zonderlinge gevels en vooral zijn er de bruggen en de kanalen (veelal met vakantiegangers in een bootje). Zo bestaat een stad uit prentbriefkaarten, uit beelden waarin, door middel van kleurenfotografie het verleden in het heden wordt teruggeroepen. Het is een mooie stad.