Eén van de meest bezochte kunstwerken in Brugge is de Madonna en Kind van Michelangelo Buonarroti (1475-1564) in de Onze-LieveVrouwekerk. Naast het beroemde beeldhouwwerk bevat de kerk nog eens zes Topstukken van de Vlaamse Gemeenschap. Nu de restauratie van de zuidbeuken werd afgerond, vond de kerkfabriek de tijd rijp om een publicatie aan het in situ-werk te wijden.
Een eerste deel, Michelangelo’s Madonna met Kind en het Mouscron-altaar in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Brugge, gaat dieper in op de ontstaansgeschiedenis van het iconische beeld en op de architectuur van het huidige altaar. Wat weten we zeker? Het beeld is 128 cm hoog en is vervaardigd uit Carrara-marmer. Het werd aangekocht door rijke Vlaamse lakenhandelaars die het in 1506 verscheepten van Firenze naar Brugge. In 1514 schonken ze het aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk, waar het onderbroken verbleef, op enkele episodes na. Maar er resten nog vele vragen. Wie bestelde het en wat was de oorspronkelijke bestemming? Hoe moest het beeld bewonderd worden? Wanneer beitelde Michelangelo het? Stap voor stap probeert auteur Jan Vandemoortele antwoorden te vinden. Vandaag gaan de meeste kunsthistorici ervan uit dat het beeld tussen 1503 en 1505 werd gemaakt door een toen nog jonge, net geen dertig, Michelangelo. De idee dat het oorspronkelijk een opdracht was voor Francisco Piccolomini (1439-1503), de latere paus Pius III, die het weigerde en waarna het werd gekocht door Brugse handelaars ontkracht de auteur. De afmetingen kloppen niet en het contract tussen de kardinaal en de kunstenaar vermeldt geen Madonnabeeld. Meer dan waarschijnlijk bestelden de gebroeders Mouscron, Brugse handelaars, het beeld. Ze kenden Michelangelo als één van hun klanten en we weten van de uitbetaling van een eerste schijf aan de kunstenaar. We weten ook dat Jan Mouscron actief betrokken was bij het beheer van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Blijft de vraag waar het beeld diende te komen. De aparte compositie met het kindje tussen Maria’s knieën is geen mirakelbeeld of devotiebeeld. Ook geen processiebeeld want het weegt bijna 750 kg. Als een echte detective verdiept de auteur zich in verschillende archiefstukken om zo tot zijn hypothese te komen. Er is de schenkingsakte uit 1514 van het beeld en van een altaar met tabernakel aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk door Jan Mouscron en zijn vrouw. Die stipuleert dat het beeld niet mag verplaatst worden, wat wijst op een specifieke in situ-bestemming. De bouwgeschiedenis van dit altaar is niet duidelijk, maar het beeld stond alleszins in de kerk, zoals Dürer het er in 1521 bewonderde en in zijn dagboek noteerde. De auteur is het ermee eens dat Michelangelo de plek waar zijn werk zou komen niet kende, maar het zich wel levendig kon voorstellen dankzij de gedetailleerde beschrijving door de opdrachtgevers.